In de zomer van 1906 stelt de Weense uitgever Hugo Heller (1870-1923) zijn auteurs vragen over goede boeken en het lezen. De aangeschreven auteurs moeten tien goede boeken noemen. Onder hen zijn bekende namen als Stefan Zweig, Rainer Maria Rilke, Marie von Ebner-Eschenbach, Herman Hesse, Arthur Schnitzler, Jakob Wassermann en Sigmund Freud. Niet iedereen onder de aangeschrevenen is blij met deze actie van uitgever Heller. Sommigen bedanken voor de eer.
Anderen, zoals Sigmund Freud, drijven de spot met de uitgever, maar werken toch mee. De gevreesde Karl Kraus (1874-1936) wijdt in zijn lijfblad Die Fackel een artikel aan de kwestie en stelt vast dat het om “een orgie van snobisme” gaat. En, zo voegt hij er met enig sarcasme aan toe: de belezen geesten uit Wenen hebben blijkbaar allen hun Gibbon of tenminste Carl Justi’s driedelige biografie over Winckelmann op het nachtkastje liggen.
Freud problematiseert het raadselachtige verzoek van Hugo Heller. Wat zijn dat eigenlijk: goede boeken? Bedoelt de uitgever de tien schitterendste werken uit de wereldliteratuur? In dat geval zou Freud tenminste Sophocles, Goethes Faust, maar ook Hamlet en Macbeth van Shakespeare op de lijst zetten.
Maar het kan nog weer anders, zo merkt Freud guitig op. Bedoelt de uitgever wellicht de tien belangrijkste werken. Welnu, dan mag het werk van Johannes Weier over het heksengeloof (1563) niet ontbreken, noch Darwin’s Descent of Man (1871) en ook het werk van Copernicus dient voorhanden te zijn.
“U heeft niet eens naar mijn ‘favoriete boeken’ gevraagd”, spot Freud en noemt vervolgens als favorieten Miltons Paradise Lost en Heines Lazarus. Uiteindelijk helpt Freud de uitgever aan een definitie van ‘goede boeken’ en komt hij met zijn lijstje. Goede boeken, zo stelt hij, “zijn boeken waarmee men een band heeft als met ‘goede’ vrienden, aan wie men een deel van zijn levensinstelling en wereldbeschouwing te danken heeft, boeken waarvan men zelf genoten heeft en die men gaarne aanprijst, zonder dat in deze relatie het element van schroom en respect, het gevoel van eigen kleinheid tegenover hun grootheid, een prominente rol speelt.”
De lijst met tien ‘goed boeken’ van Sigmund Freud:
- Multatuli, Brieven en werken
- Kipling, Jungle Book
- Anatole France, Sur la pierre blanche
- Zola, Fécondité
- Merezjkovski, Leonardo da Vinci [1902]
- Keller, Leute von Seldwyla
- F. Meyer, Huttens letzte Tage
- Macaulay, Essays [1843]
- Gomperz, Griechische Denker [1896-1909]
- Mark Twain, [The Celebrated Jumping Frog of Calaveras Country, and Other] Sketches
Bij de keuze van Multatuli voegt Freud er nog toe dat hij niet bij machte is om de privébrieven bij de ‘liefdesbrieven’ achter te stellen. Daarom alles maar.
De gebroeders Karamazov van Dostojewski wordt in de top tien van Freud niet genoemd. In zijn essay Dostojewski en de vadermoord [VW, dl. 9, pp. 430-449)], waar deze roman aan de orde komt, noemt Freud Dostojewski echter een groot auteur wiens plaats “niet ver achter die van Shakespeare staat” (p. 433). De voortbrengsels van Shakespeare schaarde Freud onder “de schitterendste werken uit de wereldliteratuur” en blijkbaar komt Dostojewski vlak achter hem. Is Freud dan toch een man van lijstjes?
Over Fjodor M. Dostojewski, Vladimir Sergejevitsj Solovjov en Sigmund Freud later meer. Althans, als G’d het geeft en het internet niet neergaat. In ’t Wasdom bij antiquariaat Cornelissen & De Jong staan uiteraard ook ‘goede boeken’. Zoek direct in onze catalogus.
[Scan of klik op bovenstaande QR-code voor de gebruikte bronnen bij dit blog]