In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
juli 24th, 2022 by Jaap de Jong

De bekommernissen van Adrien Proust en het blauw van de hemel

Juist vanwege zijn precisie en exacte beschrijvingen geeft Marcel Proust de ontoereikendheid van de menselijke waarneming weer. En dat niet alleen, ook de beperkingen van het denken legt hij bloot. In een kort fragment vertelt hij over de vergeefse bekommernissen van Adrien Proust (1834-1903).

Adrien Proust, de vader van Marcel, roept een familieraad bijeen om zijn zorgen te delen over een eventuele onmin met de heer M. Legrandin. Legrandin brengt zijn weekenden door in Combray, maar verblijft de rest van de week in Parijs. Het zijn bekommernissen om niets, zo blijkt. Nou ja, niets? In elk geval valt er veel te zeggen over weinig en dat alles zonder enige zekerheid.

Het gaat om een passage uit De kant van Swann waarin de jonge Marcel tijdens de zondagse wandeling met zijn vader, na het bijwonen van de mis, de heer M. Legrandin tegenkomt. Legrandin is een briljante wetenschapper die met zijn literair-culturele bagage indruk weet te maken op de jonge Marcel. Er zijn er die hem een snob zouden noemen. Bij het uitgaan van de kerk worden er vriendschappelijke, maar gereserveerde groeten uitgewisseld. Knikjes vanuit een verte.

De heer Legrandin reageert nauwelijks op de groet, trekt wel een verbaasd gezicht en heeft daarbij ‘een verschiet in zijn ogen, eigen aan de mensen die niet vriendelijk willen doen en die je, vanuit een plotseling verder reikende blik, gewaar lijken te worden als aan het eind van een onafzienbare weg, op zo’n grote afstand dat ze er mee volstaan een minuscuul knikje toe te zenden, in proportie met je popperige afmetingen.”

Kijk, een citaatje uit een zin van 116 woorden! Een kort gebeuren, in een punt des tijds, waarin feit, interpretatie en waardering ineengrijpen en een situatie oproepen die je kent, ondergaat of zelf schiep. Ik kan ook zo knikken. Niet persé verkeerd bedoeld, maar de onduidelijkheid kan tot een heus familieberaad leiden. Of erger nog wellicht: tot een spoedberaad tussen managers; ontslag en wat al niet meer?

Na het knikje van Legrandin beginnen de zorgen van Adrien Proust. Het zou toch niet zo zijn dat Legrandin zich betrapt voelde omdat hij een galant avontuur had en zich gegeneerd voelde omdat hij betrapt was. Het was immers de kasteelvrouw waar hij mee liep, een deugdzaam en algemeen geacht persoon. Nee, dat kon niet of toch wel?

Het familieberaad leidt tot de conclusie dat vader Adrien zich maar wat verbeeldde en dat de heer Legrandin er even niet bij was met zijn gedachten. Tja, denk ik dan, die gedachten konden natuurlijk overal zijn, ook heel dicht bij de deugdzame kasteelvrouwe. Dit geheel terzijde, want het geval wordt opgelost. Op de terugweg van een lange wandeling komen ze de heer Legrandin opnieuw tegen. Met uitgestoken hand loopt hij af op Marcel Proust en vraagt “Kent u, meneer de lezer, deze regel van Paul Desjardins: Les bois sont dejà noirs, le ciel est encor bleau. Is het niet de fijne notering van dit uur? U hebt Paul Desjardins misschien nooit gelezen. Lees hem, mijn jongen.”

Dankzij het notenapparaat bij de romancyclus van Proust lever ik er de vertaling bij: “De bossen zijn al zwart, de hemel is nog blauw”. Blijkbaar was de avond begonnen. Schemertijd. Het verhaal is echter niet afgelopen, ook de tijdsbeleving is voor Marcel Proust en Legrandin anders. Dat maakt Legrandin wel duidelijk: “Moge de hemel altijd blauw voor u blijven, jonge vriend, en zelfs als het uur naakt, zoals nu voor mij, dat de bossen al donker zijn, dat de nacht vlug valt, zult ge troost vinden zoals ik, door hemelwaarts te kijken. Hij haalde een sigaret uit zijn zak en hield lang zijn ogen gericht op de horizon. ‘Adieu vrienden,’ zei hij plotseling en liep bij ons vandaan.”


Bekommernissen afwerpen, het uur waarnemen en Proust lezen. Onophoudelijk. Dat is wat ik moet doen. En de knikjes naar de onmetelijke verte doseren.


 

PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com