In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
oktober 11th, 2022 by Jaap de Jong

Johan Huizinga en de onvergeeflijke zonde tegen de Heilige Geest

Afgelopen week kreeg ik vrijwel gelijktijdig twee titels in handen. In de schaduwen van morgen en de vierdelige reeks met de briefwisseling tussen Menno ter Braak & E. Du Perron (brieven tussen 1930-1940). Die briefwisseling bevat een schitterend register. Ik was benieuwd of in die briefwisseling tussen de heren Ter Braak & Du Perron en ook bij Johan Huizinga iets te vinden zou zijn over het essay ‘Een zonde tegen de Heilige Geest’ in Politicus zonder Partij (1934) van Menno ter Braak. Immers, waar hebben twee, nogal cerebraal ingestelde, heren het anders over dan over boeken? En dat was ook zo. Niet alleen in de briefwisseling, maar ook In de schaduwen van morgen stond iets over het befaamde opstel ‘Een zonde tegen de Heilige Geest.’  Befaamd bij mij en nog drie anderen in het land.

In de schaduwen van morgen van Johan Huizinga (1872-1945) verscheen begin oktober 1935 en kreeg in dat jaar nog drie herdrukken. Mijn exemplaar (zesde druk, 1936) werd gekocht door Robert Batten (1902-1990), notaris te Middelburg (actief tussen 1934-1970) die – afgaand op het exlibris – hield van moderne componisten als Eric Satie en Maurice Ravel, meer nog dan van het opmaken van notariële akten voor eerzame weduwen die eenzaam in de linkerhoek van zijn kantoor staan. Althans volgens het exlibris, dit natuurlijk geheel terzijde.

Het boek In de schaduwen van morgen is beroemd geworden als “diagnose van het geestelijk lijden van onze tijd.” Het begint met de constatering dat we in een bezeten wereld leven, waarin de motoren nog draaien en de vlaggen nog wapperen, maar de geest is geweken. Het eindigt met de wens dat jongeren die wereld niet laten ondergaan, “maar haar weer doordringen met geest.”

Die laatste woorden uit het essay waren volgens de Groninger historicus Wessel Krul zonder enige twijfel ook tot zijn achterneef Menno ter Braak (1902-1940) gericht. Op 1 augustus 1935, direct na de voltooiing van In de schaduwen van morgen, had Huizinga een commentaar geschreven op de essaybundel Politicus zonder Partij van Menno ter Braak. Zij hadden elkaar nog recent gesproken en Ter Braak had Huizinga daarop zijn bundel gestuurd met het verzoek vooral het vierde hoofdstuk (“Een zonde tegen de Heilige Geest”) te lezen.

Die essaybundel is zonder meer Nietzscheaans en het vierde hoofdstuk maakte indertijd veel indruk op mij. Nooit was mij door predikant, ouderling of theologisch handboek duidelijk gemaakt wat toch die onvergeeflijke zonde tegen de Heilige Geest zou zijn waarvoor geen vergeving is. Wel vertelden ze mij dat mensen die vrezen die zonde te hebben gedaan, die juist niet hebben begaan. Ik denk dat ik het nu wel weet: wie vreest gelooft in de betekenis van woorden. Kan hij die niet vreest in vrede leven met de heilige geest? Of helderder: bestaat er iets als heiligheid, geest of is er alleen belang?

Ter Braak maakt in het opstel Een zonde het punt dat woorden slechts belangenbehartigers zijn van hen die een zaak voorstaan waarin dat eigen belang centraal staat. Feitelijk zegt hij dat waarheid maar een woord is. Als dat doordringt dan resteert de ironie als wapen, terwijl op de achtergrond de afgrond van een nihilisme opdoemt dat het mijne niet is. Zijn vriend E. du Perron vond het essay van Ter Braak minder geslaagd. Hij stelt in zijn brief van 27 april 1934 dat Ter Braak tè koppig, tè opruiend, tè apodictisch en aprioristisch wordt ‘zonder hoogte.’ Huizinga was echter diep onder de indruk van Een zonde. Aan zijn zoon Leonard Huizinga (1906-1980), schrijver en journalist bij het Algemeen Handelsblad, schreef hij op 1 augustus 1935 dat hij het hoofdstuk Een zonde briljant vond, maar het toch verwierp vanwege het negativisme. Bovendien kon, zo stelde Hujizinga, Ter Braak zich niet aan de regels van het (taal)spel onttrekken zonder zijn eigen stellingname te schaden. Die opmerking van Huizinga over de ietwat paradoxale aanpak van Ter Braak was minstens zo briljant.

Het compliment en het verwijt kwam Ter Braak via Leonard Huizinga ter ore, maar hij gebruikte de reactie van de Leidse historicus niet in het openbaar. Toen de wereld negen decennia jonger was stond de journalistiek niet voor minder grote uitdagingen dan vandaag. Huizinga was geen pessimist, zegt hij zelf. Hij eindigt positief over de jonge generatie. Die schijnt “open, ruim, spontaan, vaardig tot genieten maar ook tot ontberen, snelberaden, moedig en van grote zin. Zij is lichter geschoeid dan de vroegere waren.”

Vandaag is men nog lichter geschoeid, denk ik wel eens. Voordeel is natuurlijk wel dat je, waar nodig, sneller kunt gaan. Maar ik mis de stilstand en verdieping. Die is voorhanden, maar niet vanzelfsprekend en wordt ook al niet aangemoedigd door de politiek. “Méér licht”, sprak Goethe op het laatst. Méér geest, zegt Huizinga, die zichzelf geen cultuurpessimist, maar een optimist noemde. Menno ter Braak koos uiteindelijk wel degelijk partij tegen de ongeest.

Woorden doen ertoe en voor spindoctors en de marketeers-zonder-inhoud is geen vergeving.


Braak, Menno ter (1962-1967). Menno ter Braak | E. du Perron. Briefwisseling 1930-1940. Amsterdam: G.A. van Oorschot.

Nr. 4500 - 115. I.z.g.st., uit de collectie Igor Cornelissen, met noten, register. 4 dln., blauw linnen met gouden belettering (rugtitel), met verantwoording, tekstverzorging en annotaties van H. van Galen Last. Gebonden door Elias P. van Bommel, in deel IV zit een scheurtje in het stofomslag, € 50.00
Huizinga, Johan (1936). In de schaduwen van morgenEen diagnose van het geestelijk lijden van onzen tijd. Haarlem: Tjeenk Willink.

Nr. 4501 - 115. I.g.st., wel ietwat roestig, hardcover, 230 pp.. Uit de collectie van Wessel ten Boom, met exlibris van R. Batten, notaris te Middelburg (actief 1934-1970), blijkens het exlibris liefhebber van de componisten Eric Satie en Maurice Ravel. Ontwerper exlibris: Cor de Wolff (1889-1964), wordt verzonden als brievenbuspakket, € 15.00
PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com