In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
februari 22nd, 2023 by Jaap de Jong

Op de berg en in het dal: bij Hinderickx & Winderickx

“Ik zit op den berg en kijk in het dal der plichten. Dat is dor, er is geen water, het dal is zonder bloemen en boomen.” Het zijn de beginregels van een beroemde tekst van Nescio. Ik kocht in de jaren negentig bij Hinderickx & Winderickx een kopie van die tekst die – als ik het mij goed herinner – door henzelf was gedrukt. Op een langwerpig stuk papier. Mooi papier met de titel in het rood. De tekst hing jarenlang op mijn toenmalige studeerkamer. Op de toegangsdeur tot dat heilige hing het poster met de markante kop van Arthur Schopenhauer: “Het allerergste moet nog komen”, een tekst die mij in het toenmalige heden troostte. Net zoals veel andere teksten van de filosoof die vandaag jarig is.

Ik kwam met wekelijkse regelmaat bij het antiquariaat H & W en zag er anderen gaan en komen. Soms waren dat beroemde mensen, althans in mijn universum. Zo zag ik Gerrit Komrij (1944-2012) met zijn plastic tasje vanaf de Stadhuisbrug via Aleph naar de verderop gelegen winkel van H & W lopen en was Hans van Straten (1923-2004) er kind aan huis. Er werd niet alleen thee gedronken aan de houten tafel en soms keek men wat meewarig naar bezoekers die merkwaardige vragen stelden. Ik leerde er zwijgend rond te kijken.

Er klonk vaak muziek in de winkel, vooral barokmuziek zoals BWV 106 of de schitterende cantate die ons leert dat wij met één voet in het graf staan. Er is weinig voor nodig om met de tweede voet in de oneindigheid te zakken. In het Winkeldagboek over de jaren 2007-2022 wordt flink gestorven. Ook de kompaan Hans Engberts overleed in 2011. Met hem had ik eens een interessante gedachtewisseling over Antonius van der Linde (1833-1897), die enige tijd als supralapsaristische afgescheiden dominee in Amsterdam preekte, maar ook een schaakgeschiedenis schreef. Hij geraakte met Multatuli bevriend en verloor van hem een partij correspondentieschaak. Van der Linde had een zwart geheim in zijn leven, zo schrijft Multatuli ergens en “was zeer te beklagen”. Van der Linde was in 1862 gepromoveerd op de doorwerking van Spinoza in Nederland. Hij veranderde van een tegenstander tot een voorstander van het werk van Spinoza en schreef in zijn laatste jaren een studie tegen Calvijn. Het inkt dat uit zijn pen kwam was immer bitterzuur. Hans Engberts vond het allemaal buitengewoon interessant, maar ligt nu op Soestbergen. Er is zo weinig van hem over dat hij zich niet meer in zijn graf omdraait, ook niet vanwege het literatuuronderwijs. Wel wordt hij ieder jaar op 29 november herdacht door zijn kompaan René Hesselink. En niet alleen op die dag.

Het gaan en komen en komen en gaan van schrijvers is gebleven. In het nieuwste Winkeldagboek lees ik dat Stephan Enter de antiquaar op een dag leert wat kijken is. Staren in een strakke blauwe lucht zonder witte strepen van het vliegverkeer. Mooi is dat. De verhalen zijn schitterend. Zo was er een vrouw die op het uithangbord van het antiquariaat dingen ontwaart die ik eerder niet zag, maar mij nu voor altijd bij zullen blijven. Ik durf er niet over te schrijven, maar laat hiernaast de afbeelding van het uithangbord zien.

Vorige week bezocht ik het Utrechtse antiquariaat. René Hesselink knikte minzaam en we begonnen iets dat op een gesprek leek. Het is nog niet zo ver dat ik hoop heb om op een zaterdagmiddag te worden uitgenodigd om aan de houten tafel mee te drinken, maar men moet de hoop nooit opgeven; zo kocht Anton Tsjechov twee dagen vóór zijn verscheiden op 15 juli 1904 nog een nieuw wit zomerpak.

Bijna wilde ik de winkel verlaten zonder iets te kopen, maar Hesselink wees mij op een gebonden exemplaar van zijn Winkeldagboek dat hij mij verkocht met bijna 20% korting. Ik was immers toch een soort collega, zo zei hij. Hij signeerde het boek, dateerde het en schreef er een opdracht in. Getroost liep ik de winkel uit. Met het hoofd in de wolken waaruit niets dan regen droop. Op de woorden van René H. zou ik jaren kunnen teren als niet tegelijk de vraag in mij wroette waarom hij mij geen tasje had aangeboden terwijl het regende. Was ik dan voor hem toch niet meer dan een vulgaire boekverkoper die met afbraakprijzen op boekwinkeltjes.nl de echte antiquaren het brood uit de mond stootte? Bijna geraakte ik in het dal om er te janken als een hond in de nacht, maar ik vermande mij.

Het is een mooi boek geworden. Inhoudelijk, maar ook qua vorm. Een kleine boekgeschiedenis van een prachtige winkel op de Oudegracht, een vervolg op het schitterende werk van de onlangs overleden P.J. Buijnsters, maar dan vanuit micro-perspectief. Blij ook dat René H. het boek schreef en niet ik. Nu kon ik het tenminste lezen en dat deed ik: ik las het op één dag uit en ontdekte slechts één foutje: een vrouw die door het ontbreken van de r in een vouw verandert. Maar wie maalt daar om?

PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com