Vanmiddag werkte ik in de tuin om de bladeren en het dode eikenhout te rapen. En dat niet alleen, er was ook nog een overvloed aan gevallen peren en appels. Van boven waren ze mooi groen en hard, van onderen bruin, zacht en rot.
Op zo’n tuinmoment bespringt de poëzie mij van voren en van achteren. Bij het maaien van gras gaat dat net zo. Ik denk dan vaak aan Leaves of Grass van Walt Whitman en altijd wel aan de psalm waarin de dichter weliswaar een man Gods wordt genoemd, maar wiens dag toch voorbijgaat in Zijn verbolgenheid.
Er gaat niets boven de geur van vers gemaaid gras in juli. Als ik dat ruik, denk ik aan de dag dat ik als zesjarig jongetje vanaf villa Zonnewende de steil aflopende Nieuweweg naar beneden fietste en bij het Renkumse Oranje Nassau Oord het blauw van de hemel zag. De oneindigheid, ein weisses Feld, de wereld als nog niet gerealiseerde mogelijkheid. De geur van het novembergras is daar niets bij en doet ook niks bij mij.
Ik had op deze grauwe novemberdag geen zin in herfstresten, maar werd indachtig gemaakt aan een titel van Henk Knol – Toch maar de tuin geruimd – en het overdenken van die zin was genoeg om hark en kruiwagen te pakken. Ik harkte bladeren bijeen waar links van de tuinresten “de bomen roesten in het zieke licht langs een somber in zichzelf gekeerde gracht” (Hanny Michaelis).
Bij het zien van al het dode hout, de geelbruine bladeren en de lege emmer schoot mij een oud verhaal te binnen. Dat psychiatrische patiënten in een inrichting in het midden des lands tijdens de herfstdagen met emmers naar buiten werden gestuurd om bladeren te rapen en telkens weer een nieuw begin moesten maken omdat de bodem van hun emmer ontbrak. Er werd wat besmuikt gelachen bij dat verhaal, terwijl niemand zich afvroeg of men zelf wel een bodem in de emmer had. Ik herinner mij niet dat iemand daar ooit over sprak. Zelf ken ik trouwens veel mensen zonder bodem in hun emmer. Zij wonen en werken niet altijd in een inrichting. Meer buiten dan binnen.
Mijn plastic emmer had vandaag wel een bodem zodat het fruit uiteindelijk daar belandde waar het hoorde: in de GFT-bak. De houtresten gooide ik aan de rand van het veld. Nu wachten op de dag dat het dode hout gaat bloeien. Dat bestaat.