
Afgelopen vrijdag stond ik als gewoonlijk op het Spui naast de boekenkraam van Jaap Blansjaar. Op zijn kraam lag een boek met een titel die mij aan een spirituele toestand doet denken, een moment van verlichting. Een staat van zijn – of is het niet-zijn? – die bij zenboeddhisten, bevindelijk gereformeerden, soefisten, chassidiem en wat al niet meer als het hoogst haalbare wordt gezien: los van alles.
Van alles los.
De uitdrukking ‘los van alles’ kennen handelaren in een wat verbasterde vorm ook wel. Zij hebben het dan over ‘van alles los’. Wie goed leest en luistert begrijpt dat het hier om nabijkomend werk gaat. Als mijn vader, die in het stadje R. bekend stond als de ventende broodprofeet, zijn ganse voorraad brood, gebak en beleg was kwijtgeraakt zei hij: ‘ik ben van alles los’. Met dat gegeven kun je natuurlijk nog wel vast zitten aan van wat Marx in zijn filosofische geschriften de grote gelijkmaker noemt: het geld.
Wie zit niet vast?
Als een zware, maar geliefde dominee op de Veluwe op zondag de op hem uitgebrachte beroepen onder de aandacht bracht, werd er veel extra gegeven opdat het toch niet zover zou komen dat hij “door de Heere zou worden losgemaakt” om andere schapen – die van deze stal niet zijn – te hoeden. Groene velden waren er immers in overvloed en te zijner tijd zouden die ook wel wit worden: klaargemaakt voor de grote oogst.
Het is een lange weg om ‘van alles los’ naar ‘los van alles’ te geraken.
Natuurlijk kocht ik het boek Los van alles en ik kreeg het met een fikse korting. Jaap B. die alles over boeken, schrijvers en drukkers weet vertelde mij, nietswetende, wie de maker Jacques Janssen (1920-2011) – de “vakman van het typografisch wit” – was: vormgever, docent en bekend door zijn werk voor onder meer uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep en De Bezige Bij. Ook verzorgde hij de vormgeving van het tijdschrift Nexus. En hij was betrokken bij de literaire tijdschriften De Revisor en natuurlijk Merlyn waaraan ook Kees Fens verbonden was. Maar als Jacques Janssen niets meer hoefde dan ging hij los op de tekeningen én op de piano. Om de leegte, die daarvoor nodig was, in te gaan moest hij eerst een trap op; de trap naar de werkkamer.
Zijn goede vriend Kees Fens (1929-2008) schreef een prachtig voorwoord bij het vakwerk van Janssen. Een voorwoord waarin vaak het woord ‘leegte’ voorkomt. Dat is logisch. Alleen wat leeg is kan worden gevuld. Ik citeer de eerste paar zinnen van Fens; ik leef immers van het gestolen woord: ‘Het blad is leeg, het uur is leeg, het hoofd is leeg. Er moet geschreven, getekend of gecomponeerd worden. Alles begint met niets. Het is negen uur – het enige dat zeker is. Elke dag is het negen uur.’
Het voorwoord van Fens telt de meeste woorden. Hij bewondert zijn vriend om zijn vitaliteit en nieuwsgierigheid. Die vitaliteit is bijzonder en de brandstof voor die vitaliteit is de verwondering: als de hitte het hevigst is, is Jacques Janssen op zijn best: de zon heeft nog de kracht van de eerste scheppingsdag, zo schrijft Fens. Bij de tekeningen van Jacques Janssen staan citaten van filosofen en mystici (o.a. Camus, Johannes van ’t Kruis, Spinoza, Machiavelli). De naam van Janssen zelf ontbreekt bij het citaat op pagina 35: ‘Alleen met een lichtbron recht boven ons is er geen schaduw.’ Juist ja, Selsbstvergessenheid is er alleen als de lichtbron recht boven ons staat.
Ik, ook een ventende broodprofeet (gelijk al mijn vaderen), ben die vrijdag niet van alles losgeraakt, maar dit geheel terzijde.