In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
oktober 31st, 2025 by Jaap de Jong

Het grote in het kleine. Het ruime bewustzijn van Hella S. Haasse

Ik las vanmiddag wat fragmenten van Joos Florquin (1916-1978) uit een gesprek met Hella S. Haasse (1918-2011). Het gaat om een interviewbundel die Florquin haar gaf: gesigneerd en met opdracht. Als dank voor “een drukke televisiedag” en met waardering voor de prettige samenwerking. Florquin bezocht haar aan de Mozartlaan 67 in Den Haag waar ze woonde. Florquin verbleef een paar dagen ‘Ten huize van …’ – ook de titel van de bundel – en daar kwam een televisie-interview uit. En een boek. Ik blader nu wat door de bladzijden die Hella S. onder ogen kreeg. Ze gaan over haarzelf. Die zal ze toch wel hebben gelezen? Of was zij anders dan ik; zuiverder, minder benieuwd naar het beeld dat zij voor zichzelf had opgericht dan ik dat zou zijn? Dat kan.

Ik heb dat vaak bij de aanraking van een bijzonder object. Het kan een boek zijn of een oude boom. Ik ben zelfs in staat een eik te omhelzen als ik zeker zou weten dat ooit Goethe daaronder zat en er zijn Kleurenleer schreef. De sensatie die dan door mij heen trekt is onbeschrijflijk.

Johan Huizinga (1872-1945) beschreef die sensatie als de verwerkelijking van de idee dat je in onmiddellijke verbinding staat met het verleden. Het verleden benaderen via een fetisj. Ik zie het beeld nog voor me. Het meisje dat, toen ik een oude Romeinse munt door een klas liet gaan, het koper even in haar hand liet rusten en vroeg, verwonderd en blij: ‘dit is dus een munt uit de tijd van de Heere Jezus, misschien heeft ook Hij deze munt wel aangeraakt’. Zij trof mij, daar zij in de door haar belichaamde blijheid voelde waar het denken stokt en het weten ophoudt. Dat was niet zo geweest, of beter: anders, als ze het had gehad over ‘een munt uit de tijd van Jezus de Heer’. Taal is het mes dat snijdt, opent en blootlegt. Sensaties loswoelt.

Bij het vasthouden van de bundel denk ik aan de ogen van Hella S. Dat is ook een soort aanraking. Die ogen staan heel blij. Ze stralen op de foto die in het fotokatern staat. Twee keer zelfs. Jong, 36. En ze verwondert zich. Ontvankelijk voor wat haar toevalt.

Haar vader Willem Hendrik Haasse (1889-1955) houdt ze hoog in haar tekst. Willem Hendrik ontwierp ex-librissen voor zijn kinderen. Voor Hella S. was er een regel van Seneca. Ik heb nooit Latijn gehad, dus gebruik het graag in teksten: Sciam omnia angusta esse. Mensus deum. Dat betekent, zo begreep ik: moge ik inzien hoe onbelangrijk alle dingen zijn, nadat ik het goddelijke heb gepeild. De tekst van de vertaling snap ik wel of beter; kann ich ahnen.

Haar vader had een overwegend filosofische instelling, zegt Hella in het interview met Joos Florquin. Het goddelijke kwam voor haar vader overeen met het grote, alles overkoepelende geheel, de kosmos. Augusta, het beperkte, was in zijn opvatting het egocentrische, klein-menselijke: “hij wenste mij middels dat exlibris een ruim bewustzijn toe’, zegt Hella Haasse.

Florquin en Haasse. Vader, dochter en interviewer. Allemaal weg. Zolang ze leefde zocht Hella naar de samenhang tussen de dingen die zich aan haar toonden. Samenhang en betekenis, zo vermoed ik. Een vermoeden, want uiteindelijk weten we niets. Noch van de ander, noch van onszelf. Bijna niets. Behalve dat Hella S. helder uit haar ogen keek. Ontvankelijk. Tot op het einde.


PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com