In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
oktober 12th, 2022

Karl Barth en de openbaring van Henk van Randwijk

Ik was vanmiddag bezig met boekendozen te verplaatsen en dat niet alleen: ik sorteerde ook de inhoud van die dozen. Op enig moment kwam ik de 31 deeltjes (minus 1) van de Studienausgabe van Karl Barth tegen. Bij het lezen van zijn naam was ik terug in de jaren tachtig: bij de godsopenbaring van H.M. van Randwijk, de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband en de bibliotheek van een gereformeerd predikant in Roemenië.

Ik ben zeker geen ingewijde in de theologie van Karl Barth, noch heb ik plannen dat te worden. Wel las ik vroeger zijn Nederlandse adepten, met name Buskes en Geelkerken. En toen ik in einde december 1989 met het eerste konvooi in Roemenië was bezochten we de voorganger van een Hongaars Gereformeerde Kerk die Nederlands sprak. Een deel van de bibliotheek van die predikant bestond uit boeken van Buskes en Barth en ik herinner mij dat ook de theoloog Van Niftrik er bij stond. Mijn interesse en sympathie ging in die jaren uit naar de groep die zich met Geelkerken in 1926 verenigden als de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband. Zij werden door de Kuyperianen uit de Gereformeerde Kerken gestoten, omdat ze niet overtuigd waren dat de bijbel letterlijk moet worden uitgelegd: “had de slang nu wel of niet gesproken tegen Eva op die prachtige nazomermiddag in september?”, zo wilden de synodeleden weten. En ze vroegen om een categorisch antwoord. Ook toen was de werkelijkheid voor sommigen binair.

Zelf ben ik er nochtans zeker van dat de slang nog steeds spreekt. Ik hoor hem elke dag opnieuw sissen, maar dit geheel terzijde.

De voorman van Vrij Nederland, de schrijver-journalist Henk van Randwijk, was in de jaren dertig lid van dat kerkgenootschap. Veel leden stemden vóór de oorlog op de Christelijk-Democratische Unie, een progressieve partij die in 1946 opging in de Partij van de Arbeid, mede gestimuleerd door de theologische denken van Barth dat de christelijke en seculiere leefwereld verbond. En vanuit de Barthiaanse theologie kon je christelijke partijen en de door hen gevolgde politiek, gewoon zien als een vorm van heidendom: Religion ist Heidentum, zegt Barth ergens. Ik denk wel dat Barth en zijn adepten mij hielpen om door te breken 😉

Van Randwijk was bevriend met Buskes die in mei 1966 ook zijn rouwdienst leidde. In die dienst stond de psalm centraal die van Randwijk zo prachtig vond. In een interview vertelt hij dat hij altijd weer “gepakt werd door de centrale boodschap van het christendom dat, wie wij God noemen, barmhartigheid is. Vaak op een onnaspeurlijke wijze en lijnrecht in strijd met de werkelijkheid die we zien. Maar het diepste geheim van de kosmos is geen vijandschap, geen wreedheid, geen ongenaakbaarheid, maar barmhartigheid. ‘Hij is het die ons Zijn vriendschap biedt’, staat er ergens in de psalmen en dat vind ik zo wonderbaarlijk mooi. Zo mooi dat je je eigenlijk niet kunt voorstellen dat dit in een mensenbrein is opgekomen. Dus zal het, verdorie, toch nog een openbaring zijn.”

Ik vind het inderdaad ook een prachtige uitspraak, al weet ik verder niks van al die andere diepe geheimen van de kosmos. Hoewel geen ingewijde, denk ik dat de uitspraak van Van Randwijk – zou het dan toch openbaring zijn?” – een typisch door Barth geïnspireerde uitspraak was: Kennis van God komt niet door ervaring van de wereld maar door openbaring van buiten de wereld, zo meende Barth.

Enfin, u kunt het allemaal nalezen in de delen 2 tot en met 4 van de Studienausgabe van het werk van Barth en vast ook nog wel in andere delen waarin Die Offenbarung Gottes ter sprake komt.


maart 26th, 2022

Over Karl Barth: “twijfelen en toch zeker zijn, wenen en toch vrolijk zijn”

Wessel ten Boom (1959-2021) had meerdere specialismen (o.a. Rilke, Vestdijk, Barth). Hij was een kenner van het werk van de theoloog Karl Barth (1886-1968) en vertaalde onder meer Fides quarens intellectum (FQI) ofwel geloof dat naar begrip zoekt. FQI is een boek (uit 1931) waarin Barth het godsbewijs van Anselmus van Canterbury (1033-1109) relateert aan het theologische programma van Anselmus en uiteraard ook aan zijn eigen programma. Barth deed in de 20e eeuw een stevige poging de theologie te restaureren. Binnen die restauratie paste een inspectie van de voorgangers. En dan deed hij in Die Protestantische Theologie im 19. Jahrhundert, waarbij hij ook de 18e eeuwse voorgangers (en filosofen) betrok. Ik noem enkele van de door hem behandelde namen: Rousseau, Lessing, Kant, Hegel, Novalis en Schleiermacher.

Kennis en begrip van geschiedenis was een wezenlijk onderdeel van Barth’s methode. Hij begon er mee in de jaren dertig in Bonn, waar Die Protestantische Theologie ontstond. Hij schakelde niet alleen zijn medewerkster Charlotte von Kirschbaum (1899-1975) in, maar ook zijn zonen – waarvan er drie theologie zouden studeren – hielpen hem. Tijdens de jaren in Bonn verzamelde Christoph Barth (1917-1986) de portretten van de theologen die in het boek zijn opgenomen (w.o. de Nederlandse theologen Voetius en Kohlbrugge). Die portretten hingen ook bij Barth in huis. En ze maakten indruk, zoals zal blijken.

In het door Wessel ten Boom vertaalde FQI stak een losse bundel vergeeld papier. Dat bleek de tekst te zijn van de rede die Barth hield bij de begrafenis van zijn zoon Matthias Barth (1921-1941). Matthias was één van de drie zonen – onder zijn vijf kinderen – die in de voetsporen van zijn vader trad. Matthias Barth kwam om bij een beklimming van de Fründenhorn. Een berg die tot op de dag van vandaag een geliefd object is voor bergbeklimmers. In zijn laatste uren was zijn moeder Nelly Barth-Hoffman (1893-1976) bij hem. Matthias Barth was een dromer en ondanks zijn heldere verstand was hij niet opgehouden kind te blijven, schrijft Karl Barth waarna hij zijn herinnering aan een andere bergtocht verhaalt: “Und so sehe ich ihn noch als Neunjährigen bei einem für seine Kräfte viel zu schwierigen Gebirgsweg, auf den er sich mit uns begeben hatte, mit leichtesten Füßen, den Boden nur eben berührend, um uns Andere und um alle Gefahren unbekümmert, von einem Felsblock zum anderen springen wie eine kleine Gemse.”

De rede aan het graf van zijn zoon is mij overgeleverd als typoscript. Het typoscript ziet er oud en vergeeld uit, maar het lijkt mij onwaarschijnlijk dat het afkomstig is van Karl Barth zelf. In dat geval zou Charlotte von Kirschbaum wellicht de tekst hebben getikt. Als motto voor zijn rede koos Barth voor een frase uit de brief aan de Korinthiers: “Wir sehen jetzt durch einen Spiegel in einem dunklen Wort, dann aber von Angesicht zu Angesicht”? Barth koos die tekst niet zelf uit, die liet zich kiezen. Sterker nog, hij was al gekozen door zijn zoon Matthias. In de woning in Bonn, waar Barth tot 1935 hoogleraar was, stond de tekst direct onder het portret van een oude theoloog. Ik weet niet welk portret het was, maar het is waarschijnlijk wel opgenomen in Die Protestantische Theologie. Karl Barth had toevallig gezien dat zijn zoon de tekst had afgeschreven, in het Latijn vertaald en overdacht. Vertalen en overdenken waren onlosmakelijk verbonden, meende Karl Barth – Matthias Barth had over de tekst nagedacht: videmus nunc per speculum in aenigmate, tunc autem facie ad faciem.

Ik ga de grafrede niet citeren, maar vertaal een korte passage van de dialecticus Barth, een stuk dat mij aansprak of het nou waar is of niet: “Dat is de genade Gods, waar wij aan vasthouden en waarmee wij aan de grens mogen staan, daar waar het Hier en Dan zich roeren, en dat wij aan deze grens geloven, liefhebben en hopen. Zij is de grens waar het licht zich in en door het duister boort, waar het leven over de dood triomfeert, waar wij grote zondaren zijn en toch gerechtvaardigden, waar wij gevangen zijn en toch vrij, waar wij twijfelen en toch zeker zijn en waar we wenen, maar toch vrolijk zijn.”

De naam van Barth kwam ik voor het eerst tegen in de jaren tachtig, toen ik enige tijd met het (religieus) socialisme sympathiseerde en daar een rechtvaardiging bij zocht. Het was vooral J.J. Buskes die Barth keer op keer noemde en populariseerde. En ik kwam hem tegen in de persoon van Hebe Charlotte Kohlbrugge (1914-2016) – kleindochter van de theoloog die Barth (en Wessel ten Boom) waardeerde. Hebe nam geen blad voor de mond, toen niet en in de oorlog ook al niet. Als ik haar zag – ze werd heel oud – dacht ik ook aan Barth en aan de waarheid en wist ik weer wanneer (en vooral wanneer niet) een mens mag liegen.

In de zomer van 1942 reisde Hebe Kohlbrugge naar Bazel – ik meen dat ze de tocht grotendeels fietste – om Karl Barth te vragen of het verzetslieden was toegestaan te liegen tijdens hun verhoor door de Duitsers. Een verhoor waar het er vaak gruwelijk aan toe ging. Barth vond het een moeilijke vraag, zo vertelde Kohlbrugge, en het was onbescheiden om als inwoner van een neutraal land die existentiële vraag te beantwoorden. Maar na lang heen en weer gepraat was het antwoord ‘ja’. De uitleg van Barth werd na terugkomst van Hebe direct gedrukt en clandestien in omloop gebracht onder de titel: Aan de Nederlandsche Christenen; brief van Prof. Karl Barth.

Dat is ook Barth: zondaar-zijn en toch gerechtvaardigd, wenend en toch vrolijk, gevangen en toch vrij en zelfs liegen en daarin toch de waarheid spreken.


 

december 31st, 2021

Het spreken van de kerk in de politiek: Barth, Koopmans en Ten Boom

In 2018 promoveerde Niels den Hertog op Jan Koopmans (1905-1945), de theoloog die op 24 maart 1945 stierf door een verdwaalde Duitse kogel die hem op 12 maart trof terwijl hij op zijn onderduikadres op de Stadhouderskade toezag hoe dertig personen door de Duitsers werden neergeschoten bij het Amsterdamse Weteringplantsoen.

Koopmans die in 1938 promoveerde op het oud-kerkelijk dogma, m.n. bij Calvijn, was in de jaren dertig betrokken bij de opvang van gevluchte joden. In het begin van de oorlog liet hij in een brochure een fel protest tegen het antisemitisme horen en poogde hij het kerkelijk verzet tegen de Duitse anti-semitische maatregelen te mobiliseren. Koopmans liet zich inspireren door het Barthiaanse denken over de verhouding kerk en wereld.

In het tijdschrift Wapenveld schreef diezelfde Den Hertog in 2019 een artikel over zijn persoonlijke en theologische Werdegang wat betreft Koopmans. Hij noemt daarin de drie Postilles van Koopmans die voor iedere zondag uit het kerkelijke jaar een preekschets bieden. Hij kwam daar telkens weer op terug, zo schrijft hij en dat geldt ook voor zijn denken over het politieke spreken van de kerk.

In de Laatste postille van Koopmans schrijft zijn geestverwant K.H. Miskotte een inleiding en verantwoording rond zijn keuze uit het werk van Koopmans. Miskotte, Koopmans en J.J. Buskes waren zgn. Barthianen die in de jaren dertig al contacten onderhielden met de Bekennende Kirche in Duitsland. Miskotte en Buskes behoorden tot de zgn. doorbraakdominees die afzagen van christelijke politiek en – partijvorming.

In 1980, vlak voor zijn dood, werd ik, scholier nog, geraakt  door een radiotoespraak van de rode dominee J.J. Buskes. Ik kocht niet lang daarna de pocketuitgave van Hoera voor het leven. Ik wist niet wat mij overkwam. Het was een begin, maar ook een eind: the Beginning of the End & Start of a New Adventure. In de zomer van 1989 danste ik op een zondagavond, tijdens het laatste communistische feestje op een berg ergens bij Parijs, met een mooie veelbelovende schoonheid. Althans, het was iets dat op dansen leek. Ook was er verlangen, maar niet persé naar de wereldrevolutie. Ik hield het klein, maar zelfs dat mislukte.

De drie Postille delen komen uit de collectie van Wessel ten Boom, die – het zal u niet bevreemden – eveneens de invloed onderging van de theologie van Karl Barth. Hij was een grondig kenner van diens theologie; dat blijkt uit zijn bibliotheek (en schrijven). Met Koopmans had Ten Boom een sterke belangstelling en liefde voor de theologie van Calvijn. En dan zwijg ik nog over zijn politieke oriëntatie en keuzes die uiteraard theologische wortels had. In een lang en buitengewoon interessant interview met Henk-Jan Prosman [De dominees – Een ongerijmd leven] gaat hij er zelf nader op in. Daarin komen veel van de hierboven beschreven zaken naar voren: de literatuur (o.a. Vestdijk, Kafka en Rilke), de verhouding christendom-jodendom, Calvijn en de betekenis van het dogma in de kerkelijke praxis.

Zelf zit ik op een bijna afgezaagde tak van een verbastert christendom en weet niet eens wat het woord Postille precies betekent. Ik zocht het voor u (en mijzelf) op in het onvolprezen Historisch Woordenboek: het zijn uitleggingen en kanttekeningen, aanmerkingen in de marge. Dit uiteraard geheel terzijde.

PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com