In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
juni 12th, 2023

Knarsend nat zout zand. Over Hermann Hesse en de politiek

Ik trok vanmorgen een boekje met teksten van Hermann Hesse (1877-1962) van een boekenplank. De titel – De terugkeer van Zarathoestra en andere gedenkschriften tegen het radicalisme van rechts en links – is zojuist verkocht, maar ik blader graag in boeken die het huis verlaten. Om daarna spijt te krijgen dat ik het aanbood.

Ditmaal trof mij een tekst uit 1931 waarin Hesse reageert op een vraag om zich tot het communisme te bekennen. Hesse was een a-politieke schrijver dus het antwoord laat zich raden.

Die a-politieke opstelling betekent absoluut niet dat hij geen stelling nam inzake sociale en politieke vraagstukken. Integendeel. Hesse was ervan overtuigd dat het zeer persoonlijke geweten als zand kan dienen in de raderen van de ideologische gelijkschakeling. En bij aansluiting volgt direct de gelijkschakeling. Het geweten richt individueel weinig uit, maar het gewetensoordeel weegt zwaar als het door velen wordt bevestigd en aangemoedigd, zo schrijft hij ergens.

Nat zand weegt zwaarder en knarst des te beter, voeg ik daaraan toe. Laat uw zand dus te alle tijden nat zijn wanneer u het tussen de raderen werpt. Zand en zeker nat zoutend zand, dient nergens beter dan tussen de raderen.

In zijn antwoordbrief uit 1931 stipt Hesse het verschil aan tussen dilettanten en kunstenaars: “De echte kunstenaars en schrijvers echter zult u, mocht u zich later daar eens om willen bekommeren, dat ze een onbedwingbare drang naar onafhankelijkheid hebben en direct met werken ophouden als men ze wil dwingen, het werk anders dan alleen naar hun eigen geweten te doen. Ze zullen noch voor suikerbrood noch voor hoge functies te koop zijn en zich liever laten doodslaan dan zich te laten misbruiken. Daaraan zult u ze kunnen herkennen.” Waarvan akte.

Ik wens u een mooie dag met soep bij het middagmaal met wat spekjes als het kan. En een snufje zout.

april 17th, 2022

De geur van verse drukproeven, linnen, karton en plaksel. Hermann Hesse en het antiquariaat

Bij een volgende reis naar Zürich bezoek ik eerst het oudste antiquariaat in Duitsland, t.w. J.J. Heckenhauer in Tübingen (Holzmarkt 5). Vanaf het midden van de 19e eeuw staat daar de boekhandel waar Hermann Hesse (1877-1962) zich in het najaar van 1895 als leerling-boekhandelaar meldt. Hermann had in 1893 een leertijd van drie dagen bij een kleine boekhandel in Esslingen achter de rug, maar het was hem daar te saai. Eigenlijk verlangde Hermann Hesse als kind maar naar één ding. Hij wilde tovenaar worden.

Hij bleef lang trouw aan die wens en die droom, maar in de enorme bibliotheek van zijn grootvader bekeert hij zich definitief tot de wereld van het boek. In twee jaar werkt hij zich door de helft van de wereldliteratuur heen waarbij hij zich met name op het historische en filosofische genre richt.

In 1955, bij de uitreiking van de Vredesprijs van de Duitse boekhandel, herinnert Hesse zich hoe hij in zijn jongensjaren al “vertrouwd was met de geur van verse drukproeven, van linnen, karton en plaksel, met de namen van veel uitgeverijen.” Zijn vader en grootvader waren theoloog-zendeling met een piëtistische inslag. Tegelijkertijd waren ze de literaire leiders van een uitgeverij die al honderd jaar stichtelijke theologische werken en populair-wetenschappelijke boeken op de markt bracht.

In 1895 begint Hermann Hesse dus als boekhandelaar-in-opleiding bij de academische boekhandel Heckenhauer die zich vooral op theologen en filologen richtte. Hesse brengt er een driejarige leertijd door en blijft daarna nog een jaar als jongste assistent. Hij las er Goethe en Nietzsche, maar dat lezen was maar een deel van het vermaak. Hij schrijft dat hij de rest van de tijd met studenten doorbrengt. Met hen praat hij, drinkt hij en zwelgt hij in grote zuippartijen.

Flapteksten doen geen recht aan het werk van de auteur, maar het kan niet zijn dat de uitgever van het prive-domeindeeltje nr. 21 er ver naast zit als hij vaststelt dat de romantiek van Hesse anti-burgerlijk is “en in zekere zin anarchistisch, gericht op innerlijke zelfbevrijding en contemplatie.”

Zelf ben ik de twaalfde in het dozijn, maar binnenkort trek ik Narziss en Goldmund van Hermann Hesse uit de kast. Als compensatie. Na het lezen van dat boek wil ik vermoedelijk nog één ding: tovenaar worden en antiquaar blijven.


 

april 17th, 2022

Woorden en hun betekenis: Over Hermann Hesse en de dadaïst Hugo Ball

Van Hermann Hesse (1877-1962) las ik als twintiger De Steppewolf en Het kralenspel. Ik weet nog dat beide romans veel indruk op mij maakten en ik herinner mij dat de tegenstelling gevoel-rationaliteit en individualisme-collectivisme daarbij een rol speelden. In De Steppewolf (1927) bespeelt Hesse zo’n beetje alle emoties die een adolescent kan doormaken. En redeneren kon hij ook, dus dat boek had mijn onverdeelde aandacht.

In Het kralenspel (1943) draait het om de vraag of een intellectueel wel iets te maken wil hebben met de wereld buiten de geest. Die vraag en ook de afkeer van het burgerlijke bestaan lijkt een constante in het leven van Hermann Hesse. Dat heeft een reden. In zijn dagboek (1920/1921) schrijft hij dat het overal ontbreekt aan een moraal en heiligheid, een werkelijk serieus streven naar bovenpersoonlijke waarden: “Iedereen streeft, denkt en politiseert voor zichzelf, voor zijn eigen persoontje, zijn eigen roem of voor een partij.”

En dan schrijft Hesse iets opmerkelijkst. Hoe mooi zou het zijn, schrijft hij, “als het werk en de geestelijke inspanning en verheffing van allen gezamenlijk in een stroom zou moeten uitmonden die alleen aan de mensheid toebehoort en waarin prestatie of vergissing van de enkeling algauw anoniem wordt.” Hij verwijst dan naar vroeger eeuwen van de kerk, voor de renaissance, bij kerkvaders. Pas dan “zal men weer woorden schrijven die door schrijvenden en lezenden werkelijk en serieus geloofd worden.”

Woorden dus, zo vervolgt Hesse “waar plezier, overtuiging en waarheid van uitgaat, waarvoor het de moeite loont te sterven.” Ik weet niet of ik in dat geval voor woorden wil sterven, maar het zou misschien gemakkelijker vallen. 

Hesse sprak erover met Hugo Ball (1887-1927), de dadaïst, die met Karawane (1917), een angstaanjagend klankgedicht met niet-bestaande woorden, wellicht illustreert het wat Hesse in zijn dagboek beweert, te weten dat woorden zijn verworden tot beweging van lucht: “Ik heb het hier een dezer dagen, vanuit het ellendige gevoel dat ik had en de walging die ik ondervond, ook met Hugo Ball over gehad, en hij gaf me in alles gelijk.”

Bij het beluisteren van het dadaïstische klankdicht Karawane denk ook ik aan menig politicus die ik vandaag de dag hoor babbelen: een gewichtige verplaatsing van lucht. Lucht die riekt: wind. Zonder visie, zonder idee, behalve dan het reële bestaan van de (kiezers)markt met een doorslaggevende rol voor de vraagzijde en het proces. Het loslaten van ieder ijkpunt buiten de markt. Alles is markt, maar de markt ìs niet alles. Bovendien barst de markt van onvolkomenheden die niet zelden bewust in stand worden gehouden. Dit alles niet geheel terzijde.

Over Pasen spreekt Hesse dan weer goede woorden: “van alle christelijke feesten is sinds tientallen jaren Pasen het enige dat ik nog met gevoelens van vroomheid en eerbied beleef, bij dit feest hoort de schuwe zoetheid van het begin van de lente net zoals de herinnering aan de ouders en het eierenzoeken onder de vlierstruiken in het tuintje, de muziek van Bach niet minder dan de stemming rond de tijd van mijn confirmatie, de strijd tussen de eerbied voor de vroomheid van mijn ouders en bezwaren tegen het geformuleerde en aan de kerk gebonden geloof.”


 

PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com