Op zondag 17 december 2017 kocht Igor Cornelissen (1935-2021) in boekhandel De Groene Waterman in Antwerpen een bundel met de gedichten van Elsschot. In de bundel worden alle verzen van Willem Elsschot verzameld en toegelicht. Zo ook het vers over het dramatische einde van Marinus van der Lubbe (1909-1934): “Jongen met je wankel hoofd / aan den beul vooruit beloofd”. Igor Cornelissen was eerder door Thijs Wierema gevraagd om in De Parelduiker over Marinus van der Lubbe en het gedicht van Willem Elsschot (1934) te schrijven. Van der Lubbe had de brand in het Rijksdaggebouw aangestoken. De nazi’s grepen die brandstichting aan om duizenden communistische tegenstanders te arresteren en in concentratiekampen op te sluiten. Met de brand bereikte Van der Lubbe, die net als de dichter Herman Gorter een zgn. radencommunist was, het tegendeel van wat hij beoogde.
In het vierenveertig weken durende showproces maakte Van der Lubbe de indruk van een half debiele, stompzinnige dwaas. Hij had het hoofd omlaag gehouden, het speeksel liep hem uit de mond. En hij zweeg. Althans, dat was de eerste indruk. Vroeger, zo ontdekte Igor door met voormalige kameraden van Van der Lubbe te spreken, was hij een sterke, vlotte en welbespraakte kameraad. En fel. Bovendien was was hen niets bekend over zijn homoseksualiteit. Integendeel, Van der Lubbe was absoluut nìet afkerig van vrouwen. Was hij gedrogeerd of was er een dubbelganger in de beklaagdenbank gezet?
In de toelichting op het gedicht Van der Lubbe (opgedragen aan Simon Vestdijk) herhaalt Odile Heijnders volgens Igor Cornelissen de fouten van Elsschot over de vermeende homoseksualiteit van Van der Lubbe en zijn zogenaamde zwijgen. Hij leest het stuk met stijgende woede. Van der Lubbe had niet gezwegen en was evenmin homoseksueel. Dat laatste was geschiedvervalsing, mede in stand gehouden door stalinisten die hun eigen versie van de brand koesterden waarin de vermeende homoseksualiteit van Van der Lubbe goed paste. Hij, de radencommunist, die in zijn denken afweek van de stalinistische lijn, zou het hebben aangelegd met de SA-kliek van Ernst Röhm. Igor had de misverstanden rond deze geschiedenis al eens opgeschreven, in een artikel in Vrij Nederland – na raadpleging van de vroegere vrienden van Van der Lubbe – en in het tweede deel van zijn autobiografie Raamgracht 4 (p. 92-94), dat ik vandaag herlas.
Igor schrijft zijn woede over dit opstel van Heijnders uit in het Antwerpse café Quinten Matsijs waar Paul van Ostaijen, Willem Elsschot en Werumeus Buning ooit stamgasten waren. Er werden op die dag ook Elsschotwandelingen georganiseerd door medewerkers van het café, maar die liet hij aan zich voorbijgaan. Igor zweeg natuurlijk niet over de “iets te domme muziek. Zacht. Goed, het was zacht, op de achtergrond.” Ik herhaal slechts wat Igor met potlood op het schutblad van genoemd boek en het bijgevoegde papiertje schrijft.
Ik snap die woede van Igor Cornelissen goed: beeldvorming – gebaseerd op behoud en uitbreiding van de politieke macht – corrigeren door de feiten (en daarmee de nuance en de waarheid) te achterhalen kost tijd en energie. Dat spreekt managers (en de Joop van Tijns) uit dèze tijd bepaald niet aan. Het is veel efficiënter iemand het hoofd af te hakken: o jongen met je wankel hoofd / aan de beul vooruit beloofd. Slecht onderzoek doen, feiten wegmoffelen en daardoor foute beelden in stand houden blijft intussen wel een doodzonde. Althans, voor de wèldenkende burger die niet denkt en handelt voor de beloning in het hiernu- en/of hiernamaals.
Als Odile Heynders het in haar opstel heeft over de taak van de lezer om “een nieuw netwerk van betekenismogelijkheden tot stand [te] brengen” wekt dit de spotlust van Igor op: “gebakken lucht”, schrijft hij. Ik geef hem gelijk. Een klaarblijkelijk historisch-literaire tekst dient allereerst historisch begrepen te worden. Wat een mooi vak zou dat kunnen zijn aan de middelbare school: literatuurgeschiedenis!
Elsschot beweerde in zijn gedicht dat Van der Lubbe “een vieze jongen” zou zijn geweest. Bovendien zou Van der Lubbe volgens Elsschots gedicht gezwegen hebben over het hoe en waarom van zijn daad. Dat Van der Lubbe homoseksueel was, betwijfelde Igor Cornelissen. Met goede argumenten: hij was een actieve liefhebber van vrouwen. In de jaren zestig had hij voormalige kameraden van Van der Lubbe gesproken. Het waren ‘droeve oude mannen die Rinus bleven verdedigen maar tegelijkertijd wisten dat zijn daad averechts had gewerkt.” Maar het was een leugen dat Van der Lubbe nooit iets had gezegd. Tijdens een van de zittingen was hij gaan staan en had verklaard dat het hele proces hem de strot uithing. Het was een schijnvertoning. Hij en hij alleen had de brand gesticht, zo had hij gezegd.
Het artikel over Elsschot en Van der Lubbe is er helaas nooit gekomen. In de laatste maanden van zijn leven was Igor opnieuw bezig met Van der Lubbe. Hij was iets op het spoor, vertelde hij mij, een geschiedenis, een romance wellicht tussen Van der Lubbe en een vrouw. In zijn eerste en tegelijkertijd laatste vlog vertelt hij meer over zijn fascinatie voor Van der Lubbe, een goudeerlijk man in wie geen bedrog was. Niet uit op eigenbelang. Dat bestaat.