In de vuistdikke biografie over Rosa Luxemburg (1871-1919) van J.P. Nettl zit een half afgescheurde kladbloknotitie met daarop de naam van de astronoom en radencommunist Anton Pannekoek (1873-1960). Daarbij staan de pagina’s uit het register van de biografie waarin Pannekoek wordt genoemd.
Vladimir Lenin (1870-1924), in 1920 de kersverse leider van de Sovjetunie, had de pest aan de ideeën van Anton Pannekoek, een invloedrijk theoreticus. Hij schreef in dat jaar een brochure tegen Pannekoek en het radencommunisme: De linkse stroming. Een kinderziekte van het communisme. Ik denk dat die brochure nog ergens in een doos zit.
Ik was benieuwd wat er in de biografie over Pannekoek wordt verteld. Igor Cornelissen, van wie de notitie (en het boek) was, schreef uit het register de pagina’s over waarin Pannekoek wordt genoemd en ging vervolgens kriskras door de biografie heen. Op bladzijde 833 moet hij op de anekdote zijn gestuit die hij nochtans niet opschreef. Die anekdote staat in een uitvoerige brief van Karl Kautsky jr. (1892-1978) aan de auteur Peter Nettl.
Evenmin als Lenin was Rosa Luxemburg gesteld op Anton Pannekoek. Weliswaar was hij haar ijverigste aanhanger als het ging om het debat over de zin en betekenis van de massastaking voor de revolutie. Ondanks haar lyrische brieven uit de gevangenis had Rosa Luxemburg ook enige nare of zelfs wrede trekjes. Eens waren zij en Pannekoek te gast bij Karl Kautsky. Nu was Anton Pannekoek door polio getroffen en droeg een apparaat (ter ondersteuning) aan zijn been. Hij ging hinkende zijns weegs. Bij het vertrek ging Rosa L achter hem staan en gaf hem een duw in de rug, “so dass er beinahe die Treppe hinabgestürtz wäre.” Pannekoek draait zich rustig om en zegt: “dat is niet goed, kameraad Luxemburg.” Het was die rust en waardigheid die Rosa Luxemburg niet kon verdragen; ja, waardoor haar de eigen rust werd opgezegd. Had ze die eigenlijk wel?
Kautsky geeft een psychologisch commentaar op het gebeuren. Rosa Luxemburg was in haar jeugd door een dubbelzijdige heupziekte getroffen en hinkte eveneens. Zij kon het openlijk lichamelijke gebrek bij anderen niet verdragen en vergaf het hen niet. Haar helpers moesten groot en sterk zijn.
Op het schutblad van de biografie verwijst Igor Cornelissen naar pagina 765 met het woord Syphilisbazillus. Dat was het woord dat Ruth Fischer gebruikte om de werking van de ideeën van Luxemburg mee aan te duiden. Er zijn tekeningen en foto’s van de werking van dat bacil op lijf en aangezicht. Ik kan u verzekeren dat het aangenamer is om naar de ondergaande zon te kijken
Enfin, als je het lief zegt, dan schrijf je – zoals Kautsky dat deed – dat Rosa Luxemburg een persoonlijkheid was met vele facetten en dat fascineert.