Vanmorgen werd ik wakker van klokgelui. Even meende ik dat het de dertien kerkklokken van Rijssen waren, maar het bleek onze winkelbel te zijn. Die werkt ook op zondag. De poes Orwell hield met zijn linkerpoot het lederen draadje van de klepel vast en maakte muziek. Er was zoveel eeuwigheid binnen in mij dat ik na dat gelui het bed uitsprong om poezen en geliefde – in die volgorde – te voorzien van melk, brokjes, koffie en yoghurt. De wakkere katten gedroegen zich als gedoemden “in hong’ren sfeer”. De poes Chaplin volgde vrijmoedig-brutaal al mijn bewegingen, LouLou had overduidelijk honger. Ja, begeerte had haar aangeraakt. Intussen zette ze wel een hoge rug op toen ik haar aaide, ‘haar’ die eigenlijk een ‘hem’ is, zoals de dierenarts ons onlangs vertelde. Naast gemorste melk lijkt tegenwoordig alles vloeibaar. Zo speelden wij enige tijd met de idee onze boekenpoezen op te voeden tot vegetariërs. Het enige dat ons tegenhield was dat wij dan een ijzeren gordijn om hen heen moesten bouwen.
Na het voeren van de boekenkatten vertelde ik de geliefde over mijn droom van die nacht. Ik zat op de vensterbank, verscholen achter een zwaar gordijn, van de hotelkamer in het Zwitserse Zimmerwald waar Henriette Roland Holst (1869-1952) met naast zich Lev Bronstein (1879-1940), ofwel Trotski, zich ophielden. Zij hadden zich tijdens het congres even teruggetrokken om het onverzoenlijke te verzoenen en zo de revolutie te redden. In haar biografie over Roland Holst schrijft Elsbeth Etty dat Henriette er in 1915 (ten tijde van dat Zwitserse congres) imponerend uit zag: zware oogleden met dromerige enigszins geloken ogen en een beetje melancholiek. Jong voor haar leeftijd. Het schrijversechtpaar Scharten-Antink, bewonderaars van Mussolini, dacht daar trouwens anders over. Die hadden het over het ‘gehavende gezicht’ van Henriette Roland Holst. Wij dronken intussen een dubbele graanjenever, een Zuidam, wat raar is, want Henriette Roland Holst was geheelonthoudster. Zij was overduidelijk in de ban van Trotski en het scheen mij toe dat zij veel meer wilde verzoenen dan de tegenstellingen die op het congres in Zimmerwald aan de orde kwamen. Ik proostte – bijgeschonken door een ideale dus onzichtbare, maar gedienstige ober – intussen ten derde male op hun gezondheid, maar zij merkten mij niet op. Dat laatste is niet raar, want Henriette leefde op dat moment haar droom die ze twintig jaar later opschreef in haar dagboek: “Vannacht gedroomd dat ik met Trotzky steeg op hooge bergen, aan een zuidelijke zee: hij voerde mij mee. Ik zei telkens: ik kan niet, mijn hart is vergroot enz., maar hij lachte en we stegen.” Ondanks deze ervaring vond Roland Holst dat liefde niet heel het leven is. Ik zie dat anders en ben niet de enige. Door het vlees stroomt het verlangen, schrijft een andere dichteres ergens, en dìe stroom rijst meer en meer. Veel meer dan redelijk willen is de mens verlangen. Louter verlangen. Meer niet, maar ook niet minder. Geloof mij: in het verlangen is alles waar en mogelijk of het nu wel of nog niet echt gebeurt. Het kan immers altijd nog gebeuren.
Dat ik vannacht over Henriette Roland Holst droomde was ook al niet vreemd. Martin Smit, de beroemde boekhandelaar bij Athenaeum, vertelde mij een paar weken geleden de anekdote over de hotelkamer en dat daar misschien wel het Hele Erge was gebeurd. En daar moesten wij afgelopen vrijdag opnieuw aan denken. Aanleiding was de driedelige biografie over Trotski, zijn autobiografie Mijn leven en het verhaal van W.G. Krivitsky die afgelopen vrijdag op mijn marktkraam op het Spui lagen. Net als Trotski (21 augustus 1940) werd Krivitsky op 10 februari 1941 in opdracht van Stalin vermoord, hoogstwaarschijnlijk door de sovjetspion Hans Brusse (1913-na 1948). Mijn kompaan Igor Cornelissen (1935-2021) was zijn leven lang op zoek naar de achtergelaten sporen van Hans Brusse en ik zocht in dat verband ook wel eens iets voor hem uit. Een mail van Martin Smit met de bewijsplaatsen over de nacht van Trotski en Roland Holst – de zachte krachten winnen meestal in de nacht – deed mij naar de biografie van Elsbeth Etty grijpen. Het is het exemplaar van Igor C. zelf, met op het achterplat een potloodaantekening en verwijzing naar pag. 713, noot 9. Wat daar staat is een ander verhaal. Niet minder boeiend, maar anders. Martin Smit kocht op het Spui Mijn leven van Trotski. Op het titelblad stond een wat onduidelijke handtekening. Misschien was die wel van Trotski, zo droomden wij. Wellicht had Trotski een door hem zelf gesigneerde autobiografie naar Henriette Roland Holst gestuurd, terugdenkend aan die revolutionaire daad in de Zwitserse nacht. Of die handtekening van Trotski is, zal ik nog wel horen van Martin Smit. Dáárover twijfel ik geen moment.
Intussen weet u zeker dat bij ons van alles te koop is, ook de prachtige biografie van Henriette Roland Holst en de geschriften van Trotski. Dit uiteraard geheel terzijde van het Enig Nodige.