In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
mei 14th, 2023

“Zingen die wurmen mee, papa?” Over Multatuli, de koolmees en de wintervlinder

Ik was mij niet bewust van het bestaan van de wintervlinderrups en daarom heel verbaast toen ik vandaag zo’n rups door de lucht zag ‘vliegen’. Even meende ik dat ik als Ezechiël in een droomgezicht was geraakt. Anders dan de profeet zag ik geen ziedende pot, maar wel tientallen vliegende rupsen de wet van de zwaartekracht tarten. Althans, dat meende ik, maar bij nadere beschouwing hingen de rupsen aan een zijden draadje. Sommigen van hen poogden omhoog te komen door de draad om het uiteinde van hun lijfje te winden. Ik begrijp dat: excelsior! Hoger, steeds hoger.

In de tuin van ’t Wasdom staan een paar reusachtige eikenbomen en die bomen zijn een geliefde plek voor de wintervlinder die zich als rups voedt met het eikenblad. De vleugelloze vrouwelijke wintervlinders kruipen rond op de takken van de eikenboom, tot de gevleugelde mannetjes ze opzoeken om te paren. Die paring kan zo’n twee tot vier uur duren. Ik heb begrepen dat mannetjes de vrouwtjes tijdens het liefdesspel soms meenemen in hun vlucht door de lucht. Hoe heerlijk moet dat zijn, al is het geen mens gegeven om dat bij voortduur te beseffen of zelfs maar in de dadelijkheid na te leven. Een vrouwtje kan na de paring – al dan niet in de lucht – wel honderden eitjes leggen en die komen uit in het voorjaar. Nu.

Vandaag hingen die jonge rupsen dus bij tientallen aan een zijden draadje. Zodra er onraad is laten ze zich van het blad vallen. En in onze tuin is blijkbaar veel en vaak onraad. Het leven van de wintervlinderrups hangt dan letterlijk aan een zijden draad, want de koolmees is dichtbij. Sterker nog: op de linkereikenboom hangt een nestkast waar een koolmezenfamilie huist. En die voeden hun jongskens met de rups.

Bij het zien van dat samenspel moest ik aan de fysico-theologie denken en aan Multatuli. Eduard Douwes Dekker kwam uit een doopsgezinde familie die tot een streng orthodoxe richting van de Oude Vlamingen (Jan Jacobsgezinden) behoorde. Peter, de broer van Eduard Douwes Dekker, werd aan het Doopsgezinde Seminarium opgeleid tot predikant. Aan het einde van de achttiende eeuw, maar ook nog wel later, werden de aanstaande predikanten aan het Seminarium grondig geschoold in de natuurwetenschappen. De orde in “het boek der natuur” werd als bewijs opgevoerd voor het godsbestaan. Eduard Douwes Dekker kende de bijbel “op zijn dúmke”. Zoveel is wel duidelijk.

Multatuli rekent in idee 345 af met die orde en die anekdote schoot mij vanmiddag door het hoofd: “Zie eens, mijn zoon, hoe wijs de Voorzienigheid alles gemaakt heeft. Die vogel legt zijn eieren in zijn nest. De jongen zullen uitkomen tegen de tijd dat er wormpjes en vliegjes zijn om ze te voeden. Dan zingen zij een loflied ter Ere van de Schepper die Zijn schepselen overlaadt met weldaden…

– Zingen die wurmen mee, papa?”

Een paar weken geleden kwam er een klant die de biografie van Multatuli kocht en mij voor die koop overhoorde of ik wel wist wat die naam betekende. Nu meende Multatuli wel dat hij veel geleden had, maar als hij nou goed naar de vogeltjes had geluisterd dan was het met dat lijden wellicht wel wat meegevallen.

Koolmeesjes kunnen namelijk best mooi zingen.

oktober 13th, 2022

Kijkend in de spiegel en je afvragen: “ben ik een boeddhist?” Over Miskotte en Vestdijk

Igor Cornelissen vroeg mij rond 2020 eens of hij Miskotte moest gaan lezen. Zo maar, vanuit het niets. Van mij moet iemand nooit iets – behalve dan dat de ober op tijd de koffie aanreikt – maar ik verheelde mijn enthousiasme niet. Ik dacht aan allerlei, maar vroeg helaas onvoldoende door. Te veel pratend vanuit wat ik in Miskotte waardeerde. Dat was vooral zijn ‘bevindelijkheid’, zijn meanderend schrijven, zijn innerlijkheid. De dagboeken zijn daar een uiting van: het binnenste buiten. Innerlijkheid dus die hij op prachtige wijze op papier weet te krijgen. Maar er zijn zoveel kanten die Miskotte laat zien. Ik was indertijd wat minder gericht op zijn actieve politieke (en door Karl Barth geïnspireerde) denken. Maar misschien zijn dat wel twee zijden van eenzelfde medaille en behoorde ik tot de “halven”. Ja, dat laatste is eigenlijk wel zeker.

In De toekomst der religie stelt Vestdijk dat het mystiek-introspectieve type het meest tegemoet komt aan de religieuze behoeften van de moderne mens. Dat type zou volgens Vestdijk binnen het christendom dominant worden. Ja, schrijft hij ergens, de verschillen tussen boeddhisme en christendom zullen zo minimaal en subtiel zijn dat de ware christen, nog maar net fris uit het bed en uitgeslapen, in de spiegel kijkt en zich afvraagt: “ben ik eigenlijk niet een boeddhist?”

Ik had dat vanmorgen ook.

Ik moest juist aan dat citaat denken toen ik vanochtend een paar passages uit de dagboeken van Miskotte herlas. Juist de zelfbeschrijving van Miskotte voldoet aan het mystiek-introspectieve type, dat Vestdijk beschrijft. Ik heb mij ook meerdere malen afgevraagd waarom Miskotte zo fel van het leer trok tegen De toekomst der religie van Vestdijk. In analyses wordt tenminste telkens weer de nadruk gelegd op de tegenstelling. Alsof Miskotte juist de vertegenwoordiger zou zijn van het dogmatische, metafysische type: de dogmatische christen. Dat lijkt mij niet. Maar misschien was er bij Miskotte in later jaren toch sprake van een ontwikkeling naar dat laatste type.

Vermoedelijk stond Miskotte in de jaren dertig veel dichter bij dat mystiek-introspectieve type. Dat is trouwens wel zeker en Miskotte zegt het expliciet. Feitelijk staat het dagboek, net zoals zijn beroemde gemeenteblaadje van Kortgene, vol met mystiek-introspectieve observaties. Maar dat niet alleen. Miskotte was ook op de buitenwereld gespitst – het opkomende fascisme en het altijd blijvende antisemitisme – en las in de zomer van 1934 Ter Braak, hoogstwaarschijnlijk zijn Politicus zonder Partij van Menno ter Braak [waarover ik toevallig afgelopen week een stukje schreef]. Die essaybundel was immers net uit en de kenmerken die Miskotte geeft komen overeen met de inhoud van die bundel. Hij schrijft op 5 juli 1934:

“Rondom Mauperhuis, ons vossenhol, dwaal ik, in verlegenheid wat te zeggen op Ter Braaks vrolijke scepsis en eenvoudige mens-dierlijkheid. Hij maakt geen ernst met de oude vragen. Ik allicht ook niet, maar het typische is, dat ik in het bos gezeten, verzadigd van de stilte, opgenomen in de heilige aandacht en nog stijgende tot een heiliger onverschilligheid, àfzie van alle reflectie en projectie, terwijl Ter Braak, ‘christelijk’ blijft, actief, verantwoordelijk zich stelt. Ik, orthodox christen, voel de zuiging van het pantheïsme eerst, dàn de tegenstroom die overwinnen gaat; het boeddhisme [cursief en vet van mij, JON]; hij nietzscheaan en nihilist, werpt zich door een keuze van christelijke allure tegen de verwildering in.”

Die aanval van Miskotte op Vestdijk was misschien veel meer een uiting van een worsteling met zichzelf, met zijn complexe binnenwereld, met de aantrekkingskracht die “het Al-Ene” op hem uitoefent. Een man, niet uit één stuk – hoewel tegelijk ook onverzettelijk tegen het nazisme – gelijkend op een mens.

De tijd van Kornelis Heiko Miskotte en Simon Vestdijk komt en is nu.


februari 9th, 2022

Over het afgebrande kerkhof van Philip Corvage en de Gelassenheit bij Eckhart

Gisteren ging Het proces van meester Eckhart van Vestdijk door mijn handen. Het is de laatste roman van Vestdijk en het boek komt uit de collectie van Wessel ten Boom. Op het schutblad staan zijn potloodaantekeningen met paginaverwijzingen, o.a. naar Gelassenheit, een begrip dat bij Eckhart niet onbelangrijk is.

Ten Boom was een verzamelaar van Vestdijk en bijzonder geïnteresseerd in het religieuze aspect bij hem. In het eerste deel van zijn tweeluik over Vestdijk introduceert Ten Boom Vestdijk door te wijzen op iets dat zij gemeen hebben: het oergevoel van verlorenheid. Hij zou ook anderen kunnen noemen, schrijft hij en dat doet hij dan ook: Anna Blaman, J. van Oudshoorn, Paul Celan en Friedrich Hölderlin, maar Vestdijk springt boven alles uit. Ik zie het nu voor mij, de koppen van de genoemde auteurs en het springen van Vestdijk, maar dit terzijde.

Vestdijk veroorzaakte in de jaren veertig een rel onder de theologen met zijn ietwat uitgelopen essay De toekomst der religie, overigens nog steeds fascinerende literatuur. Ik schreef er eerder over op deze website. Daarin voorziet Vestdijk de teloorgang van het metafyische type. Dat was wel tegen het zere been van de vrijgemaakt gereformeerde theoloog J. Kamphuis, hoewel die best prijzend over, wat hij noemt, “de ongelovige Vestdijk” schrijft: “Weinigen hebben met zo’n felle belangstelling, met zo’n brede eruditie, met zo’n plezier in dogmatische subtiliteiten de passanten in de kerkhistorische straat gadegeslagen.” Voor Kamphuis waren er twee wegen: het ware geloof met de ware kerk en de weg van het ongeloof. De sluipwegen door de velden Gods zag hij niet.

De religieuze thematiek stond ook in De Vuuraanbidders centraal, het vuistdikke boek dat ik las toen ik rond de twintig was. Ik las het in één, misschien twee dagen uit. Een existentiële roman, zo herinner ik mij en nog steeds zeer de moeite waard, vermoed ik, zelfs binnen en buiten het verbastert christendom.

Grappig is dat Het proces van Eckhart in de kritiek niet zo werd gewaardeerd, maar de prijzen zijn op dit moment wel torenhoog. Het is ook nog eens schaars. In de kloosterbibliotheek, waar ik indertijd mijn kantoor had, zou het boek volgens de kaartenbak ook aanwezig moeten zijn, maar het was verdwenen. Weg! Later gooide men ook de kaartenbak weg, waarna de rest van de boeken verdween. Dit niet geheel terzijde.

Los van De Vuuraanbidders was er een andere roman die ik zeer waardeerde, maar waar ik ook last van had: Ivoren Wachters. Als jong docent had ik vaak jongens en meisjes in de klas met een nog matig ontwikkeld gebit, soms zwartgeblakerd (van drop ofzo). En daarbij hadden ze soms best wel een grote mond. Als ze dan losgingen, kostte het mij heel soms moeite om niet de docent van Philip Corvage uit Ivoren Wachters te citeren: “Zeg, hé, hou je afgebrand kerkhof een beetje voor je zeg.”

Tja, Gelassenheit is misschien niet iets dat men dagelijks met zich omdraagt, ook Eckhart niet. Dat viel een tijdgenoot van hem op, althans volgens Vestdijk: “Maar zijn koppigheid leek mij even gevaarlijk groot als zijn gevoel van eigenwaarde, dat in eigenaardige tegenstelling stond tot zijn leer der gelatenheid, geestelijke armoede, het uitwissen der eigen persoonlijkheid, die leeg moest zijn alvorens zich met God te kunnen verenigen.”


Links de QR-code van een nieuw product van  bookmanager en BOLAS in 't Wasdom -> voetnootonline - het publieke onderdeel van de kaartenbak met daarin de gebruikte bronnen t.b.v. webpublicaties. 

Bookmanager wordt eind volgende week (18 febr. 2022) publiek geïntroduceerd. Voetnootonline is een onderdeel van bookmanager (dat voor boekliefhebbers en -boekhandelaren is bedoeld). Mooi om te gebruiken bij Cornelissen & De Jong

Deze voorpublicatie van voetnootonline is bij wijze van uitzondering. Speciaal bedoeld voor de early adaptors onder de twitteraars [zijn die er onder mijn volgers?]. Registreer je en probeer bookmanager (gratis) uit ;-)
november 6th, 2020

Over het smakken van Paul de Groot en de platgedrukte bril van de koningin

De meningen of Vestdijk nu nog wel of niet meer wordt gelezen lopen uiteen. In ieder geval werd de biografie die Hans Visser over hem schreef bij voorbaat al neergesabeld. Visser was chemicus van beroep en behoorde niet tot de intieme kring van Vestdijk adepten. In recensies werd Vissers boek weggezet als oppervlakkig en slordig.

Hazeu kreeg meer lof. In ieder geval was Hans Visser heel ijverig en van de tientallen brieven die hij ontving van mensen die Vestdijk goed (of nauwelijks) hadden gekend maakte hij een leuke selectie. Leo Hornstra een radencommunist die als katholieke Friese nationalist eindigde was net als Vestdijk geïnteresseerd in psychologie en ze hadden diepgaande gesprekken over Freud. De dichteres Vasalis had Vestdijk maar eenmaal ontmoet toen ze door koningin Wilhelmina kort na de bevrijding ontvangen werden. De koningin wilde kunstenaars ontmoeten. In groepjes van vier. Vasalis wist nog goed dat de kunstenaars hun lachlust nauwelijks konden bedwingen omdat de koningin steeds op haar bril ging zitten. En ook dat ze hongerig keken naar de schaal met koekjes. Die hadden ze nooit gehad tijdens die laatste bange oorlogsjaren.

De brieven bevatten voor elck wat wils. Ik weet toevallig dat Vestdijk tijdens zijn maaltijd altijd een boek naast zich had liggen. Dat had hij dan gemeen met de communistenleider Paul de Groot die er tijdens het lezen geweldig bij smakte. Maar dat geheel terzijde.

Méér nieuwe oude boeken bij Cornelissen & De Jong. Het boek van Visser komt binnenkort in de catalogus. Wie nu wil bestellen, neme contact met ons op.

januari 12th, 2020

Over aanpalende thema’s: Een Alpenroman

Niet aansluitend op Gertrude Stein en Toklas, maar wel over een aanpalend thema handelt Vestdijks Een Alpenroman. De lesbische liefde dus, destijds nog ‘een precair thema’ genoemd. Dat is het nu buiten Veenendaal, de Alblasserwaard en Genemuiden al lang niet meer, maar wel in 1961 toen die roman werd uitgegeven.

Vestdijk droeg zijn roman op aan Ans. Was dat niet zijn huishoudster? Als Lucie afreist om haar kelnerin in Zwitserland nog een keer te zien, reist ze langs de Rijn. Volgens haar geen echt Duitse rivier. Wel internationaal. Wijnbergen deed haar aan Frankrijk denken en Rijnaken had je ook in Nederland. Bovendien waren er volgens haar geen concentratiekampen langs de Rijn geweest. Lucie wilde eindelijk wel eens Duitsers zien. Vestdijk wist wel alle registers open te trekken. Toch met terughoudendheid. ‘Voor het inslapen hadden ze meer dan eens elkaars blote huid beroerd, zuiver toevallig. Zoiets was niet te vermijden.’ Een Alpenroman heet het boek, maar ze krijgen het heel warm onder een dekbed dat dan ook wordt afgeworpen.

Het omslag is van Karel Beunis (1933-1983) die naam maakte door zijn werk voor de Bezige Bij. Vooral de reeks Literaire Reuzenpockets kreeg zijn stempel. Modern en trefzeker. Hier te vinden

Nog meer literatuur.

december 2nd, 2019

Vestdijk en de toekomst

Vorige week een veelbelovende collectie meegenomen uit Amsterdam. Er zit prachtig materiaal bij: Elsschot, veel Elsschot, Hermans, Vestdijk, Van Ostaijen en nog veel meer.

In plastic verpakt het uit de hand gelopen essay van Vestdijk: de toekomst der religie. Dat boek dat Vestdijk in de herfst van 1943 afrondde deed destijds veel stof opwaaien. Het speelde een rol in het debat over de projectietheorie. Het deed stof opwaaien, maar was zelf allerminst stoffig. Ik bezit zelf de paperbackversie, maar heb hier het exemplaar dat in roodlinnen is gebonden (met daaromheen een wel heel nette stofomslag), de eerste druk uit 1947 (zie foto).

Ik streel de rug, bekijk het stofomslag, snuif de geur op van gebruind papier en betast titel en het vignet van Van Loghum Slaterus. Die staan in goudopdruk op de rode band. Heeft een eerdere bezitter een spoor nagelaten? Ik wil het leren kennen, de pagina’s tellen, op zoek gaan naar illustraties, ontwijdingen of krachttermen in de marges. Is het schutblad nog maagdelijk of heeft iemand in euvele overmoed het boek gemerkt met naam of initialen?

Er is werk te doen. Ik moet de toekomst zeker stellen.

PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com