In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
juli 2nd, 2022

Over het wenen van Pieter Sjoerds Gerbrandy en de verloren Trommius

In onderstaande column uit Het Parool van 20 juni 1998 vertelt Igor Cornelissen (1935-2021) over zijn eerste schreden in het boekverkopersvak op de Zwolse boekenmarkt. Als verkoper, maar ook, onvermijdelijk, als koper. Hij refereert in zijn column aan zijn bezoek op de vrijdagse boekenmarkt op het Spui en zijn spijt over de niet gekochte Trommius.

Het gebeuren speelt zich af op de Zwolse boekenmarkt rond Pinksteren 1998. Zijn broer Wil Cornelissen (1928-2014) verkocht die dag boeken en maakte daarbij plaats voor Igor die, zoals altijd, een rondje over de boekenmarkt maakte. Twintig jaar later, in 2018, schoof Igor Cornelissen opnieuw aan als boekverkoper en werden wij elkaars kompaan In ’t Wasdom.

Niet onmogelijk dat u binnen afzienbare tijd de Trommius uit onderstaand verhaal  op de vrijdagse boekenmarkt op het Spui aantreft (inclusief een speciale uitgave van onderstaande column). Dat zal dan zijn bij antiquariaat Cornelissen & De Jong in ’t Wasdom.

Over de toekomst van ’t Wasdom schreef Igor in het laatste deel van zijn autobiografische reeks. De laatste zin luidt: “Ik ging in de boekhandel een nieuwe, stralende toekomst tegemoet.” Zie: Mijn opa rookte ook een pijp. Joodse wortels en ander (on)gemak (Cornelissen, 2020, pp. 289-291).

Zo is het en zo zal het zijn op de dag dat de cirkel rond is.

Jaap de Jong


Het was beroerd weer op de boekenmarkt en mijn broer en ik zaten er verkleumd bij. Achter een kraam ditmaal, in de rol van handelaar. De verkoop ging goed, want door de aanhoudende regen waren de kijkers thuis gebleven en hadden de bezoekers zich voorgenomen in ieder geval met iets thuis te komen. De negotie was begonnen door mijn broer die zich, vele jaren geleden, enthousiast meldde toen een koopman in prenten en gravures bij het scheiden van de markt riep wie hem los wilde maken. Zo werd hij een kist met oude stadsgezichten, letterproeven en afbeeldingen van slakken, paddestoelen en schildpadden rijker en negenhonderd gulden armer. Soms verkocht hij een prent, maar de kist bleef toch vooral flink gevuld. Nu en dan maant zijn vrouw hem de handel toch eens serieus ter hand te nemen.

Hij had voor mij een plaatsje aan zijn kraam ingeruimd, zodat ik wat overtollige boeken kon aanbieden en hem kon aflossen. Hij raakte heel wat paddestoelen en schildpadden kwijt. Ik sleet onder meer – alles mild geprijsd – een boek over de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie, een kookboekje over taarten en desserts, een oude roman van Top Naeff, twee dichtbundels van Jaap Meijer en een boek van eigen hand.

Ik had mij ernstig voorgenomen niets te kopen; er liggen wegens plaatsgebrek al boeken op de grond. Dat kostte mij eerst weinig moeite, want om mij heen was het aanbod van Suske en Wiske’s, Konsaliks en Ludlums overweldigend. Maar bij een tweede rondgang stuitte ik op een boek dat ik jaren geleden op de boekenmarkt op het Spui in Amsterdam liet liggen. Spijt knaagde nog maandenlang aan mij. Nu lag de Trommius er weer, de Nederlandsche Concordantie des Bijbels. Een zesde, grondig herziene en veel vermeerdere druk, waarschijnlijk uit 1948. De verkoper vroeg er vijftig gulden voor. Op mijn vraag of hij er nog iets aan deed, zakte hij vijf gulden. Ik hield nog ruim geld over voor het koffiehuis. Deze Trommius stamt uit de bibliotheek van de mij onbekende meneer Th. de Haart in wie ik een predikant vermoed, want hier en daar zijn in de kantlijn in klein, nauwkeurig potloodschrift aanvullingen genoteerd. Ook dat Trommius nog bij zijn leven met een ere-doctoraat is geëerd.

Abraham Trommius (1633-1719) stond als predikant in Haren en Groningen en heeft 28 jaar van zijn leven besteed aan het opschrijven van alle namen, woorden en werkwoorden die in de bijbel voorkomen. Met de verwijzing waar het staat. Hij begint met het woord aalmoes en eindigt met zwijn, zwijnegel, zwijnenbloed en zwijnenvlees.

Een beetje predikant en student in de theologie heeft de Trommius natuurlijk in zijn kast staan. Toen ik de eerste keer over de Trommius las, was dat in verband met Pieter Sjoerds Gerbrandy, de Fries-gereformeerde premier van onze regering in ballingschap. In Londen miste Gerbrandy zijn Trommius verschrikkelijk. Hij voelde zich onthand. Kon het Nederlandse gezantschap in het neutrale Zwitserland hem er aan helpen? Ik wist niet waar Gerbrandy op doelde tot ik de naam opzocht in een encyclopedie. Ik weet niet of de kleine besnorde maar vooral standvastige Fries zijn Trommius nog heeft gekregen, maar aan zijn Bijbel had hij veel houvast. Toen de journalist A. den Doolaard op 4 mei 1945 bij hem binnenliep, trof hij Gerbrandy aan, gebogen boven een oude Statenbijbel, lezend in het boek Job. Toen Den Doolaard een hand op zijn schouder legde, begon Gerbrandy hartverscheurend te huilen. ‘Het heeft ook zo lang geduurd.’

Ik ben geen predikant en studeer ook geen theologie, maar de Trommius is een onmisbaar handboek in dit calvinistische land waar veel voorouders in ieder geval de Statenvertaling op de plank hadden staan en hun spreekwijze doorspekten met uitdrukkingen ontleend aan het voor hen heilige boek.


PS 1 – Door de noeste arbeid van Lou de Jong weten we dat Pieter S. Gerbrandy, premier van het oorlogskabinet in Londen uiteindelijk toch zijn ‘Trommius’ ontving, het naslagwerk dat hij zo miste. Dat gebeurde via Geneve door de bemiddeling van Van Rhyn (Het Koninkrijk, dl. 9, eerste helft, p. 134-135). Dit uiteraard geheel terzijde.

PS 2 – Th. de Haart, eerder eigenaar van ‘De Trommius’ was inderdaad (hervormd) predikant, zoals Igor C. vermoedde. Hij diende de gemeenten in Djakarta, Groningen, Kuinre, Wieringermeer en Bussum en was een ijverig studeerkamergeleerde.

Trommius, Abraham (z.j.). Nederlandsche Concordantie des BijbelsZesde, grondig herziene en veel vermeerderde druk bewerkt naar de origineele uitgave. Rotterdam: A. Voorhoeve.

Nr. 4218. Gebonden in linnen, 1069 pp., 6e druk, met register. Met krantenartikel, met column van Igor Cornelissen (en inleiding JdJ), op schutblad de stempels van de predikant Th. de Haart, met krantenartikel van Maarten 't Hart, zie blog: https://cornelissenendejong.nl/71924/ Niet meer leverbaar.
maart 30th, 2022

“Het allergevaarlijkst was het als Sophie jou kende.” Over Gele Fie uit Zwolle (ca. 1515-1562)

“Binnen Amsterdam woonde zeekere vrouw van Zwol gebooren, met naame Fy Harmans, die, mits d’uitwendighe gedaante, haar innerlyke leelykheit niet looghende, om d’afzichtigheit haarder verwe, in de wandeling, doorgaans, geele Fy geheeten werd, en van ’t een broodt tot het ander niet koomen kon; als belast met een huis vol vaaderlooze kinderen, zynde onlanx haar man in een gevecht ter needer geleit.” (P.C. Hooft, Ned. Histor. [annalen 1565]).


We beschikken niet over een tekening van Sophie (Fy of Fie) Harmansdr., maar wel over bovenstaande, niet direct vleiende, woorden van Pieter Corneliszn. Hooft (1581-1647). Hooft stelt vast dat Fie lelijk van binnen was en lelijk van buiten. Vanwege haar “afzichtelijke” gelaatskleur [verwe] kreeg ze de bijnaam Gele Fie. Een man had ze rond 1550 niet meer, die was neergestoken. Uit niets blijkt dat Hooft haar voorgeschiedenis kende, noch wist hij iets over haar connectie met haar vader Harmen Hoen. Hij was een radicale revolutionair die Ten Hove in zijn prachtige handboek over Zwolle wel even noemt. In het voorbijgaan, maar zonder de connectie met Gele Fie te leggen. Het is dan ook een detail, maar een betekenisvol detail.

Over haar tienerjaren in Zwolle lezen we niets. Wel zijn er tal van historische relevante primaire bronnen over haar vader Harmen Hoen, ook in de collectie Overijssel. Mooi dat daar nu met verschillende partners aan gewerkt kan worden binnen het vernieuwende concept van het Zwolse museum ANNO. Bron, historisch object en verhaal vullen elkaar zo prachtig aan.

Het liefst had ik een tekening of foto laten zien van het huis van de Zwolse poorter Harman Hoen (-28 juli 1535), de vader van Sophie. Hij woonde vlakbij de Sint-Michaëlskerk, maar waar precies? Harman Hoen, die in mei 1535 gevangen werd genomen in Amsterdam, waar hij als wederdoper alles wilde delen, ook zijn kleding. Het was de opzet van de naaktlopers van Amsterdam om de revolutie uit te roepen. Ze werden gevangen genomen en Harmen werd op 28 juli 1535 op de Dam terechtgesteld, gevierendeeld onder het oog van zijn dochter Sophie, maar niet voordat hij voor enkele dagen naar Zwolle werd gehaald, waar hij in de Sassenpoort gevangen zat, om te getuigen in een zaak tegen een andere doperse radicaal, zijn stadgenoot uit Zwolle: Wolter in die Sonne.

Harman Hoen ontwikkelde zich na zijn herdoop in 1534 tot een fanatieke prediker en geloofsijveraar. In 1531 en ’33 debatteerde hij met de Zwolse pastoor en betwijfelde openlijk (en in niet-theologische taal) of de wijn werkelijk het bloed en het genoten brood in het sacrament inderdaad het lichaam van Christus representeerde. Ook liet hij de inquisiteur Barend Gruwel – what’s in a name? – van het klooster van de Dominicanen (tegenwoordig boekhandel Waanders) suspecte, verboden, boekjes zien. En er waren geheime bijeenkomsten in zijn huis aan de Grote Markt, waar Harman aan potentiële bekeerlingen de doperse leer uiteenzette en het brood uitdeelde. Hij ontwikkelde zich van sacramentariër tot een revolutionaire wederdoper.

Harman Hoen, was getrouwd met Lubberken (-na 1558). Lubberken en Harman had naast Sophie ook nog een zoon, Jan Harmanszn, die schipper was en over de Vecht voer. Vanuit Zwolle reisde Harmen met Sophie door Overijssel. Na zijn herdoop in Deventer (in 1534) raakte hij nog intensiever bij de doperse beweging betrokken, waarschijnlijk als lekenprediker. In de bronnen staat dat hij “leraarde”. Hij ging overal heen: naar Groningen, naar Kampen, naar Deventer en uiteindelijk naar Amsterdam. Zijn dochter Sophie volgde hem waar hij ging en leerde zo nogal wat mensen kennen die sympathie hadden voor de doperse leer.

Dat kennen was levensgevaarlijk.

Levensgevaarlijk was het om je te opnieuw te laten dopen of je als een herdoper kenbaar te maken. Nog levensgevaarlijker was het om Sophie Harmensdr. te kennen. Maar het allergevaarlijkst was het als Sophie jou kende.

Na de terechtstelling van haar vader op 28 juli 1535 keert Sophie Harmansdr. de doperse beweging de rug toe. Het bezit van haar vader valt toe aan de staat en Sophie is berooid. Net zoals haar broer en moeder. In 1537 zou zij de eerste mensen aanbrengen. En er volgen nog enkele tientallen mensen. Tot in Vlaanderen toe, waar Sophie betrokken zou zijn bij het oppakken van Gilles van Aken, een oudste en belangrijke voorman in de doperse beweging. Vaak was het bewijs flinterdun, ze doet het – dat is wel zeker – ook voor het geld. Uiteindelijk, midden jaren vijftig, raakt Sophie verzeild in de intriges tussen een burgemeester en een schout en wordt ze vanwege valse beschuldigingen opgepakt. Ze zit zes jaar in de gevangenis. Haar moeder Lubberken doet tevergeefs een poging om haar mee terug te nemen naar Zwolle. En dan is er het proces en het einde. De tong wordt haar uitgerukt, ze wordt geradbraakt waarna haar de verbranding wacht. Inktzwarte eenzaamheid. Het staat tot in het detail in de processtukken.

In de geschiedschrijving wordt Sophie Harmansdr. neergezet als een verklikster, een slecht mens, uit op gewin. Lelijk van binnen en lelijk van buiten. Daar zijn genoeg redenen voor, maar was er iemand onder hen die een compleet beeld van haar had? De geschiedenis van haar vader, haar overgave aan en teleurstelling in de doperse beweging, het trauma van de gruwelijke dood van haar gevierendeelde vader die zich – zoals berichten suggereren – tot op het laatste toe verzette en weigerde te knielen voor zijn scherprechters. Zij zag het allemaal. En dan was er nog haar slechte financiële situatie, een huis vol kinderen en het ontbreken van een vader.

Maar werd het leed voor Sophie Harmansdr. minder door leed toe te voegen aan het leven van anderen? Ik vraag maar.

 
gebruikte bronnen & aantekeningen  
september 13th, 2021

Zwolse faction – het bombardement op Bollebieste

Op 15 december 2019 werd in Zwolle voor het eerst het bombardement op de wijk Bollebieste (Dieze-West) herdacht. Bij dat oorlogsgeweld, waarbij de Engelsen het op de gasfabriek hadden gemunt, kwamen vijf mensen om en raakten er velen gewond. De uit Zwolle afkomstige dichter, schrijver en hoorspelauteur Wim Gijsen (1933-1990) was op dat moment elf jaar oud. In 1974 beschrijft hij in Bollebieste het bombardement op de wijk.

De roman van Gijsen is afkomstig uit de collectie van Igor Cornelissen. Achterin het boek maakte Igor wat potloodaantekeningen, m.n. vermeldt hij de pagina’s rond het bombardement op Bollebieste en de verhalen rond ene mijnheer Van Lith. Ik denk dat deze Van Lith – vlg de roman van Gijsen afkomstig uit Zwolle, ook werkelijk een links leven had. En ik weet ook wel bijna zeker dat er een mapje Gijsen & Van Lith bovenkomt na de herordening van het archief Cornelissen.

Dat mapje heb ik trouwens niet perse nodig voor dit verhaal. Igor wijdde bij het overlijden van Wim Gijsen een Voetnoot aan de arbeiderszoon uit Zwolle: “de man met het alpinopetje” (Het Parool, 17 november 1990). Hij bespreekt het autobiografische element in het werk van Gijsen. Niet alleen schrijft hij over de erotische passages bij Gijsen, maar gaat ook in op het (Zwolse) linkse arbeidersmilieu rond de oorlog. De vader van Wim Gijsen was het enige Zwolse communistische raadslid. Het is duidelijk. het lezen was voor Igor lust, maar ook werk. Veel beter kun je het niet hebben.

Naast het bombardement (pag. 14-21) beschrijft Wim Gijsen de gesprekken die hij als jongen opving tussen zijn vader, Van Lith en de onderduiker Jo: “Arbeidersklasse … het onderdrukte proletariaat… na de oorlog de kapitalisten de voet dwars zetten… de koloniale Nederlandse regering (…) Hij begreep er niet zoveel van maar wel dat er na de oorlog heel wat zou veranderen als Jo en meneer van Lith en zijn vader het voor het zeggen kregen.”

Faction – de combinatie van feit met (literaire) fictie – vind ik best een mooie vorm van literatuur.

Of Wim Gijsen in zijn politieke loopbaan als PSP-er nog voor roering in het Zwolse heeft gezorgd weet ik niet. Wel publiceerde hij in de jaren zestig met regelmaat in het tijdschrift Maatstaf. Hij werd bekend als S.F.-schrijver, daarmee brak hij zelfs internationaal door. L.G. Maas schreef een interessante masterscriptie over Gijsen.

Naar aanleiding van: Gijsen, Wim (1974). Bollebieste. Bussum: Agathon. Paperback, in redelijke staat met een ietwat beschadigde rug. Uit de collectie Igor Cornelissen. Roman met biografische aspecten uit oorlog (speelt in Zwolle, uit notities I.C [bijgevoegd]). Niet meer leverbaar

Méér nieuwe oude boeken bij antiquariaat Cornelissen & De Jong, ook van Marcellus Emants, Hans van Straten en anderen. 

augustus 22nd, 2021

“Daer heb ick eerst om honingh uit gevloghen.” De vervondeling van B.H. Molkenboer

Je kunt je bibliotheek uit vrije wil verkopen, maar je kunt haar ook verliezen: door roof, diefstal, brand of oorlog.

Bernard Molkenboer (1879-1948) verloor zijn Vondelverzameling toen op 18 september 1944 het huizenblok Batavierenweg-Barbarossastraat in Nijmegen werd gebombardeerd. Daar woonde hij met 8 medebroeders tot de dag waarop de verwoesting werd aangericht. Toen hij de Ooijpolder invluchtte zag hij van daaruit hoe huis en bibliotheek in vlammen opgingen.

De kunsthistoricus Molkenboer behoorde tot de orde der Dominicanen. Hij werd in 1933 benoemd tot buitengewoon hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Hij ademde en zweette Vondel en zijn enorme Vondelkennis deed studenten duizelen. “Nooit molk ’n boer een koe zo goed/ Als Molkenboer het Vondel doet”, zo grapte men.

Molkenboer kwam er niet meer bovenop: “Onze enorme aldaar opgestapelde boekenschat van duizenden deelen ging verloren en daaronder mijn gansche collectie Vondeliana, die ik in vele jaren met zorg verzameld had, die mijn leven met arbeid en vreugde vervulde en de onontbeerlijke bronnen bevatte voor het groote werk ter eere van Nederlands eersten dichter, waar ik mij met geestdrift op geworpen had.”

Toen ’t Wasdom (antiquariaat Cornelissen & De Jong met BOLAS) nog in het Dominanenklooster was gevestigd bezocht ik de daar gevestigde bibliotheek geregeld. In die bibliotheek stond ook een replica van de Vondelbuste die Molkenboer in 1933 was aangeboden ter gelegenheid van zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar (specialisatie Vondelkunde). Ik maakte er indertijd een foto van (zie afbeelding). De buste is ontworpen en gemaakt door de beeldhouwer August Falise (1875-1936).

Molkenboer gaf in het vooroorlogse Zwolle geregeld lezingen over Vondel en andere onderwerpen. Dat gebeurde in Odeon, maar ook wel in het Dominicanenklooster. Tot voor kort was er een kleine collectie Molkenboer aanwezig in de kloosterbibliotheek, maar die verzameling boeken & essays (m.n. kunstgeschiedenis) is na de overname van het klooster door projectontwikkelaars geheel uiteengevallen.

Er is een prachtig verhaal verbonden aan de vlucht van Molkenboer. Het speelt in januari 1945. Hij beschrijft hoe hij na allerlei omzwervingen in Tilburg terechtkomt in het Moederhuis der Tilburgse Zusters aan de Oude Dijk. Daar valt hij in de handen van zijn grote jeugdliefde Marie Ides. De herinnering aan die liefde in de kleuterbank weet hij, zoals Ed Schilders ergens zegt, mooi te vervondelen.

“Daer heb ick eerst om honingh uit gevloghen.”

Tja, het is dus waar: Nooit molk een boer zijn koe zo goed / Als Molkenboer het Vondel doet. Zijn jeugdliefde Marie Ides was inmiddels tot overste benoemd van de Tilburgse Congregatie en stond daar bekend als moeder Leonie.

De grote Vondelbiografie die Molkenboer voor ogen stond (maar liefst zes delen) is er niet meer gekomen, althans niet van zijn hand. Wel verscheen een paar jaar geleden de Vondelbiografie van Piet Calis, maar die is bij ons niet te koop. De autobiografische overdenkingen van Molkenboer staan online en zijn voor iedereen toegankelijk.

Niet verbrand, noch geroofd zijn de boeken uit het antiquariaat Cornelissen & De Jong. Interesse? Neem contact met ons op.

juli 25th, 2021

Gediskwalificeerd als heilige: Thomas a Kempis

Ik moest vandaag denken aan de verdwenen kaak van Thomas a Kempis (ca. 1480-1571). Aanleiding is de 550e sterfdag van de man van de Agnietenberg die door de stad Zwolle heilig is verklaard. De katholieke kerk bevestigde dat nooit en die gaat echt over de heiligverklaring, zo is mij verteld. De sterfdag van Thomas is vandaag groots gevierd: op de hoek van de Sassenstraat-Goudsteeg werd zijn portret onthuld.

Ooit wilde men Thomas dus heilig verklaren. In die gang tot ‘de eer van de altaren’ werden de stoffelijke resten onderzocht op wondertekenen. Stel, zo schrijft Pieter van der Ven, in een artikel in Trouw “dat de hand waarmee hij zoveel had geschreven gaaf was gebleven. Dan was daarmee overtuigend het bewijs van heiligheid geleverd”

Het mocht niet zo zijn. Het graf ging open en daar lag hij zonder gave hand en zelfs op de zij gedraaid. Wat was er gebeurd? Het verhaal gaat dat de broeders van de Agnietenberg de oude Thomas levend in de kist hadden gestopt en dat hij een poging had gedaan zich daaruit te bevrijden. En daarmee zou hij zich tegen Gods wil hebben verzet en zich diskwalificeren voor de heiligverklaring. Die laatste poging maakt Thomas sympathiek voor mij: de mens in opstand en tegenspraak maakt de mens tot mens.

Tien jaar geleden, in 2011, is de schrijn in de Peperbuskerk opnieuw geopend om, zo was het idee, met de overblijfselen van de schedel het gezicht van Thomas te reconstrueren. Toen bleek dat de kaak ontbrak, naast nog wat andere onderdelen. Er is dus nogal wat gerommeld in de schrijn van Thomas. Zo zou in 1847 de kaak als relikwie naar een klooster in Frankrijk zijn gebracht en bevinden zich andere resten in Keulen. De Zwolse historica Lydie van Dijk vond het bewijs en checkte het in de archieven van de abdij van Solemnes.

Het portret van Thomas a Kempis is gemaakt door de kunstenaar Donovan Spaanstra. De Thomas die ik uit andere portretten ken ziet er een beetje tobberig uit. Zo iemand schopt het niet tot influencer van en voor Zwolle. De Thomas van Donovan Spaanstra heeft een meer jeugdig uiterlijk, ietwat wulpse lippen ook. Ten laatste zijn er door Spaanstra nog wat denkrimpels aan het gezicht van Thomas toegevoegd, de finishing touch: alles voor de stadsmarketing en de god van het toerisme.

Schone schijn.

Zelf had Thomas niet zoveel met Zwolle en ook niet met de eeuwige roem. Lucht en ledigheid, ja louter ijdelheid was dat wat zich daar in de stad afspeelde. Thomas zat op de berg en keek in het dal, kopieerde de bijbel tot vijf keer toe en beschreef met onontkoombare regelmaat het afgeleefde leven van een uitgeleefde broeder. En natuurlijk de bestseller die hem wereldberoemd maakte: de Navolging.

Thomas a Kempis was de schrijver van de Navolging van Christus waarvan de titel in elk geval meer gelezen werd dan de bijbel. Ik denk niet dat het opnieuw een bestseller wordt. In mijn adolescentiejaren las ik een protestantse, dus gekuisde versie van de Navolging. Ook schijnt er een versie te zijn die als handboek bij een cursus voor managers werd gebruikt. Zelf heb ik nooit een manager ontmoet die de Navolging na die cursus ook werkelijk praktiseerde. Dit terzijde.

Het laatste woord aan Thomas a Kempis. Het is niet de meest praktische, wel een meer mystieke uitspraak – en misschien de uitkomst van een leefwijze – en het zou ook wel een citaat van Eckhart of Lao Tse kunnen zijn.

“Hij, voor wie alle dingen één zijn, die alle ding op dat ene betrekt, en alles in dat ene ziet, hij kan vast staan in zijn hart, en in God een ongestoorde vrede bezitten.”

En hier nog eentje vanaf de top van de Agnietenberg: “Vraag niet wie iets gezegd heeft, maar geef acht op wat er gezegd wordt. Mensen gaan voorbij, maar het woord van de Heer blijft een eeuwigheid.”

De papieren uitgave van de Navolging van Christus is niet te koop, althans niet bij ons. Er staat wel een digitale versie van de vertaling van Is. van Dijk op de onvolprezen website van de DBNL.


Wilt u toch “met een boekske in een hoekske” dan zijn er altijd nieuwe oude boeken bij het antiquariaat Cornelissen & De Jong

juli 7th, 2021

Van Eerbeek, David Joris en de Vechtse Strooschippers

Vanmiddag ging de roman Strooschippers van J.K. van Eerbeek (pseudoniem van de bakkerszoon Meindert Boss, 1898-1937) door mijn handen. Het boek komt uit de collectie van Igor Cornelissen die er ook aantekeningen bij maakte (in potlood). Hij schafte de roman van Van Eerbeek op 17 maart 1983 aan.

De datum is er met potlood bijgeschreven. Na je veertigste schrijf je niet meer met een ballpoint in een boek. Het schrift is eeuwig, maar jij en ik zijn van de dag, zo werd mij onlangs verteld.

In Strooschippers staan prachtige beschrijvingen van een religieuze schipperscultuur; binnenschippers die met hun vracht de Overijsselse Vecht en de Regge bevaren en in Zwolle afmeren om op zoek te gaan naar een nieuwe vracht. Ze lezen Smijtegelt en uit de weergave van Van Eerbeek komt een nogal innig christendom naar voren; zeker niet strak-kerkelijk, juist meer mystiek-bevindelijk.

Die mystieke schipperscultuur deed mij overigens ook denken aan de beweringen van de Zwolse historicus en archivaris Thom J. de Vries (1904-1975). Hij stelt in Nescire quaedam dat vroeger bijna alle Vechtschippers Davidjoristen waren. Schippers die er volgens hem om bekend stonden dat ze een losbandig en wanordelijk leven leidden. Volgelingen van de doperse spiritualist David Joris (c. 1501-1556) die in zijn Wonderboeck de indruk wekt een minder gebruikelijke moraal voor te staan. De uitdrukking mijn geest begeert uw vlees stond bijvoorbeeld voor het spel waarbij de heiligheid op de proef werd gesteld door naast een naakte vrouw te slapen. Het was daarbij de bedoeling haar niet aan te raken. Dat mislukte nogal eens, hoewel de geest ongetwijfeld gewillig was. Volgens De Vries werden de schippers door de Zwolse predikant Ds. Assuerus Doyer (1758-1838) overgehaald het Wonderboeck van David Joris aan hem af te staan. Daarna werden zij gewoonlijk rustige doopsgezinde mensen, zo voegt hij er aan toe (Vries, 1962. p. 32). 

De beweringen van Thom J. de Vries zijn helaas niet te toetsen; hij vergat gewoonlijk voetnoten en bewijzen toe te voegen. Wel is bekend dat de Davidjoristen in Overijssel een redelijk grote aanhang hadden (tot in de achttiende eeuw). Ik zou er graag meer, veel meer, over willen weten. In deze heb ik dus niets met Thom J. de Vries die beweert dat het juist van wijsheid getuigt bepaalde dingen niet te weten.

Dit alles terzijde en los van de inhoud van de roman Strooschippers waarin de naam van David Joris zelfs niet wordt genoemd.

Igor vertelde mij eens hoezeer Van Eerbeek geraakt was door een recensie van Menno ter Braak die hij bewonderde en waar Van Eerbeek ook een beetje bang voor was. Ik zocht de beschouwing van Ter Braak over de roman Gesloten grenzen op en begrijp de innige tevredenheid van Van Eerbeek. Ter Braak wijdt maar liefst zes volle bladzijden aan de roman èn de cultureel-religieuze en filosofische positie die Van Eerbeek volgens Ter Braak inneemt.

Van Eerbeek schrijft daar over als hij op zijn einde ligt, in de herfst van 1937:

“Eindelijk erkenning. Ik ben meer dan een verspochte tuberculoselijder. Ik heb iets ontdekt over de waarheid. Het is gehoord. Ik ben erkend. Kan ik nu doodgaan? Ik hou zo van de witte windveren en het blauw boven het weggekamde loof van de linden in mijn straat. Maar er is een koele plek in me. Ik word koud. Is dit de dood?”

Als ik door de Thomas a Kempisstraat langs de vroegere bakkerswinkel van Boss fiets (nr. 69) denk ik altijd aan het blauw van Van Eerbeek. Aan het blauw en het weggekamde loof van de linden. Nu staat er nog steeds een boom voor het ouderlijk huis van Van Eerbeek. Hij liep er rond 1900 als kind langs en schrijft hoe de lindebomen met hun kruinen door zijn raam keken, maar er is in geheel Zwolle nog geen straat die aan J.K. van Eerbeek herinnert.

En dat laatste is natuurlijk een tamelijk grote schande voor de stad Zwolle.

Vries, Thom J. de (1962). Nescire quaedam. Magna pars sapienta est. Bepaalde dingen niet te weten is een groot deel der wijsheid. Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink. Niet in mijn handel 😉

Nieuwe oude boeken bij antiquariaat Cornelissen & De Jong

april 23rd, 2021

George Orwell en het antiquariaat & uitleenbibliotheek

Op de hoek van Pond St. en South End Road in Hampstead is (vlg. Google Maps, 2019) nu een bakkerij gevestigd. Ooit was daar het antiquariaat en de uitleenbibliotheek van Francis en Mary Westrope gevestigd. Zij waren de werkgevers van George Orwell (1903-1950) die op de bovenverdieping kamers huurde en overdag een handje meehielp in het antiquariaat. Hillary Paynter maakte een mooie houtgravure van de plek waar Orwell in de jaren dertig verbleef en werkte.

Die combinatie van antiquariaat en uitleenbibliotheek was een typisch negentiende eeuwse gewoonte waarmee boekhandelaren hun boterham belegden. Natuurlijk, er werd wel eens een boek gejat en – na verwijdering van het eigendomsbewijs – bij een andere uitleenbibliotheek met winst verkocht. Maar het voordeel van de doorlopende klandizie woog daar blijkbaar ruimschoots tegen op. In Zwolle dreef J.C. der Mouw – de vader van de dichter-filosoof Joan Andreas dèr Mouw (1863-1919) – ook zo’n combinatie van antiquariaat & uitleenbibliotheek op de Nieuwe Markt 24. In 1865 verhuist hij naar de Diezerstraat waar zijn vrouw op de bovenverdieping directrice wordt van de lokale meisjes-H.B.S. Der Mouw combineert op de Diezerstraat zijn bezigheden met de muziekhandel die hij overnam van de vorige eigenaar W. Ezerman, zo wordt duidelijk uit de Overijsselsche en Zwolsche Courant van 15 september 1865. Zoiets (en natuurlijk het allerliefst op de Nieuwe Markt 24, waar de latere dichter Joan Andreas zijn eerste indrukken opdeed en de Staphorster vrouwen in klederdracht op de botermarkt zag rondstruinen) wil ik ook wel: BOLAS (als digitale bibliotheek voor het Voortgezet en Hoger Onderwijs) in combinatie met het antiquariaat waar geurig bedrukt papier te koop is. Kortom, een toegang tot het paradijs, een toegang tot kennis. En ook nog eens dicht bij het cafe De Hetebrij ofwel een paradijs zonder dorst. Er zullen wel wat doornen en distels groeien, maar toch. De idee is wonderschoon!

George Orwell, die eigenlijk Eric Arthur Blair heette, heeft minder romantische herinneringen aan zijn tijd bij het echtpaar Westrope. Er kwamen volgens hem voornamelijk oude dametjes die “boeken voor invaliden” zochten: ze weten niet wat ze zoeken, kennen auteursnaam noch titel, maar weten zich wel te herinneren dat het boek een rood omslag heeft. En dan zijn er verlopen types die naar oud brood rieken en je waardeloze boeken pogen aan te smeren.

Het inkopen van boeken vond Orwell daarentegen fantastisch: nergens had hij zo’n plezier in dan op een dorpsveiling een partij boeken te kopen. Liefst voor een paar stuivers. De beduimelde, onverwachte boeken die je in zo’n collectie tegenkomt hebben een heel eigen aroma, schrijft hij. Toch verloor hij op den duur de liefde voor boeken. Hij kocht ze nog wel, maar alleen als hij ze nergens kon lenen. En hij schafte nooit rommel aan. Boeken zijn stofnesten en de aanblik van het papier deed hem denken aan idiote klanten en dode bromvliegen. Die vliegen, niet de klanten (soms vallen dingen mee), gingen bij voorkeur dood op de bovenzijde van een boek.

Het essay Bookshop Memories van Orwell is een buitengewoon amusant stuk en de bibliofiele uitgave van dit essay maakt deel uit van de collectie Cornelissen waarover binnen afzienbare tijd méér.


Orwell, George (1987). Bookshop Memories.[Baarn]: Arethusa Pers. With a foreword by W.E. Butler and a wood-engraving by Hilary Paynter. I.z.g.st., gaaf exemplaar, gedrukt bij de Rampert Lions Press op "Zerkall mould-made paper". Nr. 109 uit een oplage van 150 genummerde exemplaren. Verkocht.

Interesse in de collectie Orwell? Neem contact met ons op. Méér nieuwe oude boeken bij Cornelissen & De Jong
januari 23rd, 2021

Henry Miller en Brenda Gabrielle Venus in De Hete Brij

De Amerikaanse schrijver Henry Miller (1891-1980) gold bij velen, en dat jaren lang, als een vies mannetje die zijn tijd doorbracht met naaien en zuipen. Bovendien schepte hij er behagen in daar zijn boeken mee te vullen. En wat was er waar van al die verhalen? Hij mengde fantasie en werkelijkheid door elkaar.

Toen Henry Miller in 1930 in Parijs aankwam had hij weinig geld en nauwelijks contacten. Hij bracht zijn tijd inderdaad anders door dan de Parijzenaar die op tijd naar zijn werk moest en hooguit tijd had voor een enkel vluggertje. Millers Parijse jaren leek daarentegen te bestaan uit alléén maar vluggertjes. Maar dat is slechts de halve waarheid. Hij schreef ook over zijn grote liefde voor Parijs en Frankrijk.

In Amerika was je als schrijver alleen maar wat als je beroemd was en bestsellers produceerde. Een onbekende schrijver gold er als een anarchist en dus oplichter. In Parijs maakte hij mee dat de eigenaresse van een restaurant hem krediet verleende, omdat hij vertelde schrijver te zijn. En met iedere jonge kellner kon je praten over Dostojevski. Dat laatste lijkt me een beetje overdreven. Maar misschien was dat in de jaren dertig (een beetje) waar. Bij Miller wist je het nooit.

Een van de kameraden waarmee hij optrok was de in Hongarije geboren, maar in Frankrijk opgegroeide Gilberte Brassaï (1899-1984) die naam zou maken als fotograaf van het Parijse nachtleven. Ook ontmoette hij vele malen Picasso. Hij fotografeerde de Spaanse kunstenaar en schreef over hem.  Toen Miller in Amerika terug was, werden zijn boeken daar verboden. Ze gingen tegen iedere moraal in. Uiteindelijk werd het verbod in 1964 opgeheven en dat droeg volgens kenners bij tot de seksuele revolutie. Een revolutie die verdere gaten sloeg in de door het christendom gepreekte zedenleer.

In zijn laatste jaren, Miller werd 89 jaar, ontwikkelde de nu gevierde schrijver een correspondentie met de zestig jaar jongere Brenda Gabrielle Venus (1947), die alles in huis had om een veelgevraagd model te zijn. Was er méér tussen hen? In ieder geval schreef Miller haar meer dan duizend brieven. Ze schreef terug en sleepte hem door een tijd van aftakeling heen.

Toen ik in mijn Zwolse stamcafé De Hete Brij eens een boek van Miller met foto’s van Brenda liet circuleren, ontstond er een wat broeierige sfeer. Brenda wie? Waar woonde ze?  Kon ze niet met ons in Zwolle het glas komen heffen? Niet alleen wekte Brenda in Zwolle lusten op, ook vond men die Miller een geweldige kerel. Hij had het toch maar voor elkaar gekregen.


Brassai, Gilberte (2011). Henry Miller. The Paris Years. I.z.g.st., hardcover met stofomslag. 224 pp., met illustraties, met bibliografie. € 19.95 (incl. pak- en verzendkosten). Interesse? Neem contact met ons op.

Méér nieuwe oude boeken bij Cornelissen & De Jong

januari 4th, 2021

Zwolle op de kaart

De herinneringen van Catharina Magdalena van Hille-Gaerthé (1881-1958), dochter van een Zwolse huisarts, beslaan de jaren 1881-1914. Dat zijn de jaren dat niemand het in zijn malle hoofd kreeg om Zwolle ‘op de kaart te zetten’ en het evenmin nodig werd geachten, om de stad te promoten als Hanzestad.

In de Mijmeringen, die voor de Zwolse Courant zijn geschreven en werden gepubliceerd in de jaren 1956-1958, is Zwolle nog een rustige provinciestad met weinig industrie. Een ambtenarenstad heette het in mijn jeugd. Nu is het een stad met studenten, hoewel er nergens een hoogleraar rondloopt. In de tijd van Van Hille was de Diezerstraat een winkelstraat maar van ‘ketens’ had men niet gehoord en zelden stond een pand leeg. Een winkelier begon zijn zaak in de overtuiging dat zijn kinderen het tot grotere bloei zouden brengen. In die Diezerstraat stond nog de Oude Gaper. Daar waren er toen al weinig meer van in Nederland. Soms is het een neger, legt Van Hille uit. Ook dat woord is nu taboe en de Oude Gaper is al jaren verdwenen.

Aandoenlijk is haar beschrijving van de boerinnen in klederdracht die hun groente en bloemen verkochten. Een enkele keer zie ik nog vrouwen uit Staphorst in klederdracht. Ook dat verdwijnt.

Ik zou het boekje van Van Hille vooral rustgevend willen noemen. Zoals het was en nooit meer terug zal komen. Niemand voelde toen de behoefte om zijn deur te vergrendelen. Zelfs het Heilsleger dat ze beschrijft, met de vrouwen die met hun Halleluja hoeden in het begin werden uitgejouwd, zie ik nooit meer. Vroeger nog wel. Ze hadden een pand in de Diezerstraat. Daar zal nu ook wel een keten in zitten als er niet al een bordje met Te Huur op staat.


Hille-Gaerthé, C.M. van (z.j.). Zwolse mijmeringen. Herinneringen aan de jaren 1881-1914. Zwolle: Erven J.J. Tijl. Omslag met vlekken, gebruind papier. 71 pp., met illustraties. Uit de collectie Igor Cornelissen. Met meerdere foto's, € 12,00 (incl. pak- en verzendkosten). Interesse? Neem contact met ons op.

Méér nieuwe oude boeken bij Cornelissen & De Jong

januari 2nd, 2021

Zwolse egodocumenten in het nieuwste nummer van het ZHT

Zojuist arriveerde het nieuwste nummer van het Zwols Historisch Tijdschrift (37e jrg., nr. 4, 2020). Daarin aandacht voor het afscheid van Annèt Bootsma als hoofdredacteur. Meer dan de helft van het bestaan van het ZHT drukte zij haar stempel op het tijdschrift. Net als twee andere medewerkers (Wim Huijmans en Wim Coster) stopt zij met de redactie van het tijdschrift. Dat is een stevige aderlating voor het tijdschrift dat mede door hun inbreng een professionele uitstraling kreeg.

In dit nummer ook volop aandacht voor het egodocument. Een bron die door Bootsma zeer wordt gewaardeerd. De artikelen over Steven van Egten, maar ook dat van Harry Koopman (over zijn katholieke jeugd in het verzuilde Zwolle) zijn gebaseerd op egodocumenten en herinneringen. Belangrijk voor een levend contact met de wereld van gisteren.

Verleden en toekomst van de Zwolse architectuurgeschiedenis komen naar voren in het gesprek met oud-wethouder Margriet Meindertsma die met verbazing en ongerustheid de tomeloze ambitie op het Zwolse stadhuis gadeslaat: Zwolle moet de vierde topregio in het land worden. Meindertsma formuleert het omzichtig: ‘Deze groeiambitie past niet bij Zwolle. Het is te veel, te hoog, te dicht op elkaar en vooral te duur’. De gaten in het historisch centrum van Zwolle en de vernielzucht van de heren bestuurders uit het recente verleden (jaren zestig) zou toch iets moeten betekenen als het gaat om deze ambities, zou ik daaraan willen toevoegen. Ed Anker van de ChristenUnie, verantwoordelijk wethouder, is misschien nog aanspreekbaar op de torenbouw van Babel die nergens toe leidde dan tot verwarring en verval. Dit natuurlijk terzijde.

Jan van de Wetering schrijft een boeiend artikel over de Zwolse socialist Louis Cohen (1864-1933) die een maand werd opgesloten in ‘Hotel de Houten Lepel’, waarin nu het drie-sterrenrestaurant De Librije is gevestigd. Huidige bezoekers moeten haast wel in huizen met gouden lepels zijn geboren om daar van de tafel te snoepen, maar ook dit terzijde. Het is een mooi verhaal geworden, mede door het gebruik van een bron die zeer concrete informatie verstrekt over het dagelijks leven in de Zwolse gevangenis (Enquête over de behandeling van Politieke misdadigers in Nederlandsche Gevangenissen). Daarnaast besteedt Van de Wetering aandacht aan Domela Nieuwenhuis, Herman Heijermans en drie van de twaalf apostelen uit de socialistische beweging. Kompaan Igor Cornelissen zal er van smullen. Dat is zeker.


Voor het lidmaatschap van de Zwolse Historische Vereniging kunt u zich aanmelden op de website.  U ontvangt dan jaarlijks vier nummers van het tijdschrift.

Méér nieuwe oude boeken bij Cornelissen & De Jong

januari 1st, 2021

The Painted Bird en het licht op Groot Wezenland

Vanmiddag wandelden wij rond de middeleeuwse stad Zwolle. De late middagzon stond op de huizen aan de overkant van de gracht bij Groot Wezenland. Hoe schoon het licht was dat over de bomenrij het spaarzame groen en de stenen muren streelde is onbeschrijflijk.

Er waren weinig wandelaars op de been. Verbeeld ik mij dat de mensen op nieuwjaarsdag meer ingehouden zijn? Leeft op die dag het besef van nog niet gerealiseerde mogelijkheid; van een ongereptheid waarbij alleen sneeuw ontbreekt? Witheid die alles bedekt en daardoor het nog niet ‘verschmutzte’ accentueert? Even verderop stonden vier witte duiven op het dak van een van de panden aan de Diezerkade. Ze keken allen één richting op, alsof daar het heil ophanden was. Plots voegt zich een spreeuw bij hen. Met het verschijnen van de zwarte spreeuw, de dissonant, versprongen mijn gedachten naar de docentenkamer van een MEAO, midden jaren tachtig, waar collega dr. Ernst Verwaal (1934-2018), de blijmoedige godsdienstfilosoof, mij tijdens pauzes inwijdde in de geschriften van Martin Buber, het chassidisme, de literatuur – zoals in de verschrikkingen van de romankunst van Jerzy Kosinski (1933-1991) en wat al niet meer.

Jerzy Kosinski maakte naam met zijn roman De geverfde vogel dat het verhaal vertelt van een Joods jongetje dat tijdens de oorlog op het Poolse platteland bescherming zoekt en rondzwerft in een poging onderdak te krijgen. De titel van de roman verwijst naar een gebruik om een vogel in bonte kleuren te verven en vervolgens los te laten onder zijn soortgenoten. Die herkennen hem niet en verstoten hem uit de groep. Dat gaat niet zonder dood en verderf. De vogel wil met de troep mee – het is immers zijn troep – maar die wil hem niet. Ik herinner mij de afschuw bij het lezen van sommige passages uit het boek, maar tegelijk was er het vreemd genot van de herkenning. Het spel van afstoten en aantrekken: van geschilderd worden als ook van actieve onderdompeling in het ‘schmutzige’ bad dat wedergeboorte en vernieuwing belooft, maar niet zonder de prijs van verkleuring en vervreemding.

Het was maar even dat ik bij Kosinski en Verwaal toefde op de Zwolse Diezerkade. De spreeuw stond na mijn dromerij nog steeds vredig tussen de anderen. Volkomen zichzelf. Opgemaakt, noch geverfd, maar doodgewoon zwart tussen vier witte duiven. Thuisgekomen las ik dat Ernst Verwaal nog niet zo lang geleden overleed, en ook dat Jerzy Kosinski in 1991 een einde aan zijn leven maakte. Zijn roman De geverfde vogel is onlangs verfilmd. Ik weet niet of ik de film ga bekijken. De trailer is hier te zien.

De roman van Kosinski kan ik niet vinden. Als De geverfde vogel terecht is wordt hij niet losgelaten, noch verkocht.

december 5th, 2020

Jerme Os en de verschijning van het witte paard

Joseph Gompers (1899-1945) was een Amsterdamse kantoorbediende die in de oorlog met zijn hele familie werd vermoord. Hij verzamelde verhalen uit de Maäseh-boeken. Die legenden en volksverhalen, zo schrijft Gompers in zijn Voorwoord, vormden hoofdzakelijk de lectuur der vrome Joodse vrouwen. Volgens de vertaler geven ze een uitstekend beeld van de mentaliteit der Joden uit de vijftiende en zestiende eeuw. Met uiteraard vaak een wijze rabbijn met uitleg en goede raadgevingen.

Toen ik enkele verhalen las schoot mij een verhaal te binnen dat mijn moeder mij vertelde over mijn overgrootvader Bernard (Jerme) Os (ca. 1824-1919). Jerme sprak Jiddisch, maar kon zich goed verstaanbaar maken over de handel die hij kocht en verkocht. Iedereen begreep zijn Jiddisch. “Oend selbst die Brik sprach noch Jiddisch.” [en zelfs de brug sprak Jiddisch]. Jerme dreef al vóór 1900 handel in Meppel, Hasselt en Zwartsluis. Te voet vanuit Zwolle naar klanten in Meppel of Zwartsluis was te ver, dus verdiende hij zijn geld met behulp van een hondenkar. Op een avond was Jerme ‘s avonds volkomen overstuur thuis gekomen. Wat was er gebeurd? Hij had een wonder waargenomen. Op de Hasselterdijk bij Zwolle had hij in de duisternis een wit paard zien vliegen. “Ein weisses Pferd”. De oude man was door zijn familie uitgelachen en nog jaren geplaagd met zijn “weisses Pferd”.

Nu ik de door Gompers vertaalde verhalen herlas, geloof ik heilig dat Jerme Os heeft gezien wat hij zag.

Waarom is deze tijd zo puur zakelijk en “realistisch”?


Gompers, J. (1930). Maäsiejoth. Wondere verhalen. Maastricht: Leiter-Nypels. I.z.g.st., curieuze illustraties met o.a. een door Paul Citroen getekend portret van Joseph Gompers. Gebonden in linnen met gouden belettering en prachtig omslag, VI, 146 pp., wat roestvlekjes, € 30,00 (inc. pak- en verzendkosten). Interesse? Neem contact met ons op. Niet meer leverbaar.

Andere nieuwe oude boeken bij Cornelissen & De Jong, bijv. judaica.
november 12th, 2020

Geschiedenis van Overijssel

Onlangs werd ik vereerd met het lidmaatschap van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis (VORG), een eerbiedwaardige vereniging die in 1858 in Zwolle werd opgericht. Vanaf 1860 geeft de VORG een bundel uit met interessante opstellen, de Overijsselse Historische Bijdragen.

In die bijdragen staan opstellen die voor de lokale geschiedenis zeer de moeite waard zijn. Voor Zwolle trof ik bijvoorbeeld eerder opstellen aan over de achtergrond van de schitterende preekstoel in de St. Michaëlskerk, de uitgever-drukker en catechismeermeester Berent Hakvoort, over godsdienstige conflicten in de Reformatietijd en wat al niet meer. Prachtig voor de fijnproever die het naadje van de kous wil weten en/of verder wil breien.

In het nieuwste nummer van de Overijsselse Historische Bijdragen staat onder meer een opstel over de taalgeschiedenis van Overijssel (Harrie Scholtmeijer). Interessant om te lezen hoe de anywheres (de niet-plaatsgebonden elite) in staat waren om het dialect van de somewheres volledig weg te vagen. Aan de andere kant was de elite ook zeer betrokken bij het conserveren van het Overijsselse (en plaatselijke) dialect, zoals bijvoorbeeld Karel Diederik Schönfeld Wichers (1901-1993)  – Karel van ’n notoaris oet Riessen – en de Hengelose doopsgezinde predikant Anthonie Ballot (1836-1871).

Andere bijdragen gaan over grafveld en de trechtbekercultuur (Henk van der Velde), uitgevers en drukkers (Kees Leeffers, Georg Hartong en Henk Nalis), kaarten en mappen (Clemens Hogenstijn), de inspanningen van Egbert Tobi ten behoeve van de zedelijke verbetering van gevangenen (Cees Houtman), minvermogenden in Kampen (Iet Erdsieck), de textielindustrie (Joan H. Beune) en het boeiende verhaal van twee broers die een leven lang strijd voerden over gemaakte keuzes in de oorlog (Martin van de Linde). Het jaarboek besluit met de literatuursignalementen.

Het lidmaatschap van de vereniging geeft recht op de ontvangst van de Overijsselse Historische Bijdragen. U kunt op de website van de vereniging meer vinden over dat lidmaatschap.

Tot slot kan ik het niet nalaten te wijzen op de overzichtslijst van de Overijsselse Historische Bijdragen (1860-2007). Een aantal van de opgenomen artikelen zijn fulltext beschikbaar op de website van het Historisch Centrum Overijssel (HCO).

Als historicus en antiquaar ben ik natuurlijk zeer geïnteresseerd in materiaal betreffende de  geschiedenis van Overijssel (en Zwolle). Mail ons of neem anderszins contact op bij een geschikt aanbod.

november 4th, 2020

Over het Zwols toerisme en de wijn van Frederik van Leenhof

Zojuist viel bij mij het Zwols Historisch Tijdschrift op de deurmat. Dit keer een themanummer over toerisme. Jan van de Wetering beschrijft aan de hand van kranten, kaarten, ansichtkaarten, reis- en wandelgidsen (Elberts, Van der Pot, Van der Loo etc.) de Zwolse bezienswaardigheden (vanaf vroegmoderne tijd tot op heden). De details ontgingen hem daarbij niet, zoals de wandeling van de Tachtigers Willem Kloos en Hein Boeken die het Zwolse nachtleven onveilig maakten. Tegelijkertijd heeft hij oog voor de middenstand die natuurlijk baat had bij het opkomend toerisme (fietshandel, vervoer, hotel- en restaurantwezen).

Kiekès Agterom (ofwel: Wim Coster) pakt een aantal highlights uit het reisverslag van de bibliofiel Zacharias Conrad van Uffenbach (1683-1734) die tijdens zijn bezoek aan Zwolle ook kennismaakt met de illustere voorganger Frederik van Leenhof (1647-1715). Van Leenhof, voor de ene luisteraar een geliefd voorganger, werd door andere tijdgenoten ook wel verafschuwd vanwege zijn spinozistisch getoonzette werk De Hemel op aarde. Het boek werd op de markt gebracht door de eveneens van ketterijen verdachte koster, boekhandelaar en catechismeermeester Barend Hakvoord (1652-1735) (en ook in meerdere talen vertaald). Van Leenhof schreef daarnaast een uitleg over Prediker. Ik neem aan dat hij er eveneens over preekte in de Zwolse St. Michaëlskerk (Grote Kerk); bijv. over het brood dat je met vreugde eet en de wijn die je met een goed hart drinkt en het behagen dat God daarin schept (Prediker 9). In zijn uitleg van het boek Prediker gebruikte Van Leenhof maar liefst 48 keer het woord ‘wijn’. Zegt dat iets? Ja, dat zegt iets.

Het portret van Van Leenhof, geschilderd door de Zwollenaar Hendrick ten Oever (1639-1716), hangt in de consistorie van St. Michaëlskerk, tegenover het bord met de predikanten die in Zwolle dienden, waaronder meerdere “ketters” en dwarsliggers. Van Leenhof, die uiteindelijk werd afgezet onder doorbetaling van het traktement, is de man met de ganzeveer in de hand. Zwolse ironie, ik ben een dolle liefhebber. Ik verwonder mij overigens dat bij het Zwolse Wijnhuis – tegenover de Michaëlskerk – nog steeds geen wijn wordt aangeboden onder het etiket De Hemel op Aarde. Daar zit toch handel in? Ik vraag maar.

Het nieuwste nummer wordt besloten met een recensie van het boek van mijn kompaan in het antiquariaat Cornelissen & De Jong. Memoires die voor een groot deel over Zwolle gaan (Michael Krielaars besprak het onlangs in de NRC). Een “aardige brompot” schrijft Steven ten Veen, “niet alleen geïnteresseerd in (Zwolse) revolutionairen als Henk Sneevliet, maar ook gefascineerd door bevindelijk gereformeerden in Genemuiden en elders, zoals ds. C. Hogchem”. Ik moet dat “brompot” overigens weerspreken. Igor bromt niet, hij komt minstens een keer per week fluitend in ’t Wasdom op het Dominicanenklooster en gaat fluitend weg. Het vijfde deel van zijn memoires eindigt met de zin dat hij in de boekhandel een nieuwe stralende toekomst tegemoet gaat. En dat is ook zo. Bijna iedere dag een nieuw blog en wat al niet meer. Overigens kunt u zijn boek hier bestellen [gesigneerd exemplaar]. Dit terzijde uiteraard.

Voor het lidmaatschap van de Zwolse Historische Vereniging kunt u zich aanmelden op de website.  U ontvangt dan jaarlijks vier nummers van het tijdschrift.

Méér nieuwe oude boeken bij Cornelissen & De Jong

oktober 26th, 2020

Coornhert in de Sassenstraat: eeuwigh gaet voor oogenblick

Afgelopen vrijdag reed ik door de Sassenstraat om af te stappen bij nummer 5 waar een gevelopschrift naast een ietwat uitstekende gevelklok hangt. De klok lijkt op die uit een film van Ingmar Bergman (Wild Strawberries), maar mist niet – zoals in deze existentialistische film – de klokwijzers. Wel staat de klok stil: het is voor eeuwig drie voor drie in de Zwolse Sassenstraat.

In het alleraardigst boekje Zwolse mijmeringen wijst Catharina Magdalena van Hille-Gaerthé (1881-1958) op het gevelopschrift in de Sassenstraat: Hy weet niet wat hy verliest/Die het tidelyck voor het geestelyck kiest. Hille-Gaerthé, die op aanstekelijke wijze tal van details uit het negentiende eeuwse Zwolle opdist, was niet de eerste die de regels op het pand aan de Sassenstraat 5 aanhaalt. Ook Willem Anthonie Elberts (1820-1903) citeert het gedicht in zijn bekende Historische wandelingen in en om Zwolle (Elbers, 1890). Elberts is vollediger en minder luchtig. Hij neemt ook de laatste twee regels over: Als het komt op een scheyden / Soo heeft hy geen van beyden.

Een meer volledige beschrijving over de voorgevel van de toenmalige bewoner, de horlogemaker G.A.J. Voetelink (1839-ca. 1914), levert C.J. van der Loo in zijn Geïllustreerde gids voor Zwolle en omstreken. Hij schrijft in 1895 dat er naast de vermanende versregels ook nog een onduidelijk wapen te zien is. Zo onduidelijk is dat wapen niet: het gaat zonder enige twijfel om het familiewapen van Van Rechteren. De historicus J.C. Streng stelt dat de ziekentrooster Zeger (of Seyger) van Rechteren (1600-1645) het wapen in zijn gevel heeft laten aanbrengen. Het familiewapen is echter gedateerd op 1738 en alleen al om die reden zal de bastaardzoon Zeger (of Seyger) van Rechteren het niet hebben kunnen plaatsen. De huidige gevel stamt overigens uit de negentiende eeuw (na 1815). De beide gevelstenen alsmede het familiewapen zijn bij die verbouwing waarschijnlijk herplaatst.

De versregels, waarvan een variant op de twee Zwolse gevelstenen staat, stammen tenminste uit de vroege zestiende eeuw. Dirck Volkertsz. Coornhert (1522-1590) nam ze over in het zesde hoofdstuk (van dwaasheyd) van zijn Zedekunst (Wellevenskunste) dat in 1586/’7 werd gedrukt. Hij heeft het over “het ouden rymken” en citeert:

Zy zyn zot ende gheheel onvroed / Die hier verkiezen ’t verganckelyck voort eeuwighe ghoed / want alst ghaat op een scheyden / En hebben zy gheen van beyden (Coornhert, 1586, p. 205)

Het levensgevoel dat hieruit spreekt is matigheid. Dat geldt voor het consumptiepatroon en voor het getoonde temperament, zoals in tijden van droefheid. Kinder-lyck, het prachtige rouwgedicht dat Vondel schreef bij de dood van zijn zoontje Constantijn komt voort uit datzelfde levensgevoel. Getemperde droefheid is de beste droefheid: eeuwigh gaat voor oogenblick.

Over de Zwolse ziekentrooster en latere gevangenisdirecteur Seyger van Rechteren – waarschijnlijk een van de eerste bezitters van het pand aan de Sassenstraat 5 – die samen met zijn eerste vrouw Anneke Heimans naar Indië reisde en bij die gelegenheid bijna werd opgepeuzeld door Zuidafrikaanse inlanders valt veel te verhalen. Net zoals over het pand aan de Sassenstraat 5 zelf, “but that’s another story”. De ietwat uitstekende stilstaande klok (zie hierboven) is overigens niet opgehangen door de eerder genoemde horlogemaker Voetelink, maar dateert waarschijnlijk uit de laatste helft van de twintigste eeuw. Na de oorlog zat de parfumeriezaak Wolff in het pand en hing er geen klok.

Het Malteser kruis op het wapenschild, aangebracht op advies van de Zwolse schilder, illustrator en tekenaar Han Prins (1925-1987), komt niet overeen met de historische details. Ook dit terzijde, ’t is immers maar tidelyck.

Geraadpleegde bronnen [opgemaakt met APA-tool van BOLAS -> ingekorte versie van het klikbare projectoverzicht]

Coornhert, D.V. (1586).  Zedekunst dat is wellevenskunste [editie B. Becker, 1942]. Leiden: E.J. Brill.

Elberts, W.A. (1890).  Historische wandelingen in en om Zwolle. Zwolle: Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant.

Goutbeek, A. (2014). Seyger van Rechteren in: Wie Is Wie In Overijssel. Geraadpleegd op 27 oktober 2020 van https://www.wieiswieinoverijssel.nl/

Inventaris Huis Almelo, toegang 214, archief HCO [genealogie] 

Loo, C.J. van der (1895).  Geïllustreerde gids voor Zwolle en Omstreken. Zwolle: La Riviera & Voorhoeve.

Streng, J.C. (2001).  Vrijheid, gelijkheid, broederschap en gezelligheid. Het Zwolse Sint Nicolaasgilde tijdens het ancien régime. Hilversum: Verloren.
oktober 26th, 2020

Een kruis met rozen is ‘s menschen lot

Ik leerde Kader Abdolah in Zwolle kennen waar hij in het plaatselijk archief dozen moest aanslepen voor bezoekers. De directie van het archief gaf hem veel vrijheid en tijd om zich in zijn eigen ruimte verder te bekwamen in het schrijven. Een enkele keer gingen we lunchen, maar dat was niet echt gezellig. Hij overstelpte mij met vragen: Hoe zat dit en wat betekende dat?

Toen hij mij thuis opzocht viel zijn oog op het houten schildje dat mijn ouders vroeger boven hun bed hadden hangen. ’Een kruis met rozen is ‘s menschen lot,‘ staat er op geschreven. Mijn kompaan wist me te vertellen dat het een citaat uit een gedicht van De Génestet (1829-1861) komt, uit oktober 1859, het jaar dat zijn vrouw en kind aan tbc overleden. Over Peter August de Génestet ging overigens het gerucht dat hij een bastaardzoon van koning Willem II zou zijn. Dit terzijde. Ook over dat kruis moest Kader het fijne van weten. Dat was nog niet zo makkelijk…’s menschen lot… en dan ook nog met die inmiddels verdwenen sch. 

Ik maakte zijn debuut mee in het inmiddels helaas verdwenen Zwolse literaire café In de Sinnepoppen waar hij een verhaal voorlas met zijn toen nog zeer nadrukkelijke, hakkelende dictie.

Hij bleef vechten met de hem vreemde taal. Hij overwon en werd een gevierd schrijver. Ik droeg daar wat aan bij toen ik zijn eersteling in Het Parool uiterst positief besprak. Kader Abdolah pakt je bij je kraag en hij laat je niet meer los, schreef ik en dat zinnetje kwam op de flapteksten van zijn volgende boeken.

Hij pakte niet alleen mij in, maar ook het lezende publiek.

Hij vertaalde De Koran hoewel een schrijver van een ingezonden brief beweerde dat Abdolah helemaal geen Arabisch kende. Hoe dan ook Abdolah hertaalde of her-vertelde de Koran op zijn manier. Maar dat doen zo veel dominees en theologen met de Bijbel ook. Iedereen heeft zijn eigen uitleg. Waarom Kader Abdolah niet? In ieder geval is over hem van orthodox islamitische zijde geen fatwah uitgesproken. Tenminste voor zover ik weet. Ons contact is wat verwaterd sinds hij Zwolle inruilde voor Delft waar een van zijn dochters ging studeren. Zijn dochters werden door hem ingeschakeld als hij er zeker van wilde zijn of zijn Nederlands wel correct was. Abdolah is een strijder die zijn doel bereikte. Hij veroverde de Nederlandse taal en bereikt veel lezers.

Meer nieuwe oude boeken, bijv. literatuur

september 25th, 2020

Lichtbrenger in het jeugdwerk – Frits Huijsman

Frits Huijsman (1892-1954) was geen groot theoreticus of abstract denker, maar een man met een praktische instelling die hielp waar hij kon. Zijn leven was er een in dienst van de zorg voor het kind, schrijft Hagedoorn. In zijn biografie over Huijsman schetst de Zwolse historicus Jaap Hagedoorn – die met regelmaat publiceert over Zwolle en joodse geschiedenis – man en context. Hij neemt de lezer mee naar de omgeving waarbinnen Frits opgroeide – een redelijk gegoed Utrechts milieu – en zijn opleiding volgde: het christelijk gymnasium en de universiteit van Utrecht. In november 1917 voltooide Frits zijn opleiding rechten met een promotie op stellingen waarin hij al volop aandacht geeft aan zijn levensmissie: het jeugdwerk. Interessant  om te lezen over het Utrecht in het fin de siècle, zeker omdat ik er 25 jaar woonde en mijn kinderen de school bezochten, waarvan de begintijd bij Hagedoorn uitgebreid aan de orde komt.

Ook de Zwolse stadsgeschiedenis komt in het boek van Hagedoorn ruim aan bod, met name de Zwolse scouting Huysmangroep III, waarvan Frits Huijsman hopman (ook wel: scoutingleider) was. Hij liet zien dat het niet goed kan gaan in de groep als één van de groepsleden  problemen heeft. Hij greep dan in en ontstak in de scoutingroep het vuur van de vriendschap. Zijn succes als padvindersleider dankte Frits niet in het minst aan zijn liefde voor de natuur (geïnspireerd door o.a. Jan Pieter Heije) en de Nederlandse geschiedenis. Sowieso, een mooie combinatie. Na het lezen van de biografie van Hagedoorn, denk ik niet dat Huijsman zijn leven en werk zag als dat van Sisyphus. Eerder wilde hij het licht brengen. Dat deed hij om daarna, en nu citeer ik de dominee aan zijn graf, “het hoge licht tegemoet” te gaan. Mooi om te lezen hoe Frits tegen de achtergrond van zijn tijd – en in vredes- en in oorlogstijd – vorm en inhoud geeft aan zijn drijfveren en christelijke idealen.

Jaap Hagedoorn (2019). Jeugdwerk is mijn levenskeuze. Het leven van Frits Huijsman (1892-1954). Zwolle: Scouting Huijsmangroep III. Nieuw, 172 pp., foto’s in zwart/w en kleur. Met bibliografie, noten, archivalia. Prijs: 25 euro (incl. verzendkosten). Gesigneerd door de auteur. Mail of bel ons voor de bestelling, zie contactpagina.
september 22nd, 2020

Johan Theunisz en de Oostkolonisatie. Over een boek dat ik niet verkoop.

Het was afgelopen zondag een prachtige septemberdag. Een mooie gelegenheid om naar de IJssel te wandelen en onderweg het voormalige huis van de dichter, historicus en geograaf Johan Theunisz (1900-1979) te bekijken. Theunisz was tussen 1934 en 1941 docent aan het Celeanum en woonde aan de Sophiastraat 35, op loopafstand van het gymnasium en de Willemsvaart, de vaarroute naar de stad. In de wijk staan veel huizen met kenmerken van de Jugenstil, maar niet uitsluitend. Het eclecticisme is dominant in het Zwolle buiten de oude, niet meer bestaande, middeleeuwse stadsmuren: overal wat van, een allegaartje. Staat dat voor de aard van de Zwollenaar? Theunisz was getrouwd met de docente Engels & vertaalster Mildred van Neck (1896-1979). Dochter Patricia (1896-2005), één van de zes kinderen van het echtpaar Teunisz, herinnert zich haar vader – die zij in haar terugblik steevast “Opa” noemt – als de man die altijd gelijk had.

Johan Theunisz rolde bij wijze van spreken vanuit zijn bedstede zo het Celeanum in; het categorale gymnasium aan de Veerallee en kweekvijver van de Zwolse elite. Johan Theunisz was bevriend met Johan Schotman (1892-1976). Schotman, een man met veel talenten, werd in de jaren vijftig directeur van het Provinciaal Overijssels Museum (het latere Stedelijk Museum van Zwolle). Op de verdiensten van Schotman kom ik later nog eens apart terug. Theunisz en vooral Schotman werden in 1931 door Du Perron op de hak genomen, nadat Schotman het waagde om het tijdschrift Forum, de heilige graal van Ter Braak en Du Perron, te bekritiseren.

Johan Theunisz, die in 1941 lid werd van de NSB, kreeg van prof.dr. J. van Dam, secretaris-generaal van het genazificeerde departement van Onderwijs, Kunst en Wetenschappen, opdracht onderzoek te doen naar de Nederlandse Oostkolonisatie. Dat thema – dat natuurlijk in het geheel geen thema  was – maar wel als zodanig werd “geframed” en ideologisch op fascistische leest geschoeid: de zgn. “Oostkolonisatie” werd verbonden met de geschiedenis van de doopsgezinde emigranten uit de Lage Landen. Mennonieten uit Vlaanderen, na 1580 merendeels naar Nederland gevlucht, emigreerden later weer naar Polen. Eerst naar Dantzig (op oudere begraafplaatsen tref je daar veel Nederlandse namen aan) en in de 18e eeuw naar Rusland. Voertaal was het Plautdietsch, een reden waarom de mennonieten ook wel verward werden met de Volksduiters met alle problemen van dien (uitsluiting, discriminatie). Vanuit Siberië vertrokken de mennonieten in de 20e eeuw (in de jaren twintig en na 1945) naar Noord-Amerika, Canada en Mexico. Daar voegden zij zich bij verschillende groepen onder de Amish (behorend tot de familie der mennonieten, maar oorspronkelijk afkomstig uit Zwitserland) of vormden hun eigen facties.

Theunisz kreeg bij zijn onderzoek naar bronnen m.b.t. de zgn. Oostkolonisatie hulp van de doopsgezinde predikant J.S. Postma (1910-1995), die een bibliografie samenstelde (zie foto). Die bibliografie behoort tot mijn Mennoniticaverzameling, een collectie die ik niet verkoop. De bibliografie van Postma werd in 1941 door Johan Theunisz uitgegeven bij de nationaal-socialistische uitgeverij Hamer, opgericht door door de beruchte Henk Feldmeijer (1910-1945) die organisatorisch beter onderlegd was. Theunisz bezocht voor zijn eigen onderzoek, in SS-uniform en gewapend met revolver, buitenlandse archieven tot in Wenen toe. In 1943 gaf Theunisz bij uitgeverij Hamer een vervolg uit van het onderzoek naar de Oostkolonisatie: De Nederlandse Oost-kolonisatie. Meer in het bizonder die in Brandenburg in de 17e eeuw tijdens de regering van den Groten Keurvorst. Het is buitengewoon interessant materiaal, bijvangst van een onderzoek dat ik ooit begon, maar dat nu al jaren stilligt.

Johan Postma kwam net als Johan Theunisz in fascistisch vaarwater terecht. Hij vluchtte na de oorlog met zijn zwager Jacob Luijtjens (1919-) naar Paraguay en kwam later terug. Zijn zwager werd uiteindelijk in Nederland berecht. Na zijn vrijlating woont Luijtjens tot op de dag van vandaag in Friesland. Johan Theunisz en zijn echtgenote kwamen in 1979 om bij een brand in hun woning in Valencia. Er zijn er die stellen dat de brand door menselijk toedoen is ontstaan.

Onze wandeling, die langs het ooit door Johan Theunisz bewoonde huis ging, was nog maar net begonnen. Langs de Veerallee en de oude Veerweg lopen we naar de IJssel. De zon schijnt prachtig en gaat volop los op de oude sluizen bij Het Katerveer. Even waan ik mij als Nescio’s Bavink uit Titaantjes en hunker ik naar het allerhoogste: “Naar de zon loopen wilde-i over de lange, lange schitterende streep.” Even maar, want van alle titaantjes viel Bavink het diepste en dat wil ik dan weer niet. Enfin, buitengewoon jammer dat Zwolle niet meer via de Willemsvaart te bevaren is. Het zou een mooi project zijn om die oude vaarweg – al een wens in de Middeleeuwen (maar verhinderd door Kampen en Deventer), toch uitgevoerd in het begin van de 19e eeuw – opnieuw begaanbaar te maken: weg met de betonnen gruwel der parkeerhavens bij de Willemskade, het grauwe blik van het gemotoriseerd verkeer en ruim baan voor het water & het groen tussen IJssel en gracht rond de oude stad: een alternatief Engelenpad ernaast, maar dan beter. Dit alles terzijde natuurlijk.

Nijkeuter, H. (2001). De "pen gewijd aan Drenthe's dierbren grond". Literaire bedrijvigheid in de Olde Lantschap, 1816-1956 (dissertatie RUG). Groningen: RUG.

Perron, E. du (1932). Panopticum. Aandacht voor Schotman! Forum, jrg. 1, 267-270.

Postma, J.S. (1941). Bibliographie van Mennonitica. In verband met de Nederlandse Oostkolonisatie uitgegeven door dr. Johan Theunisz. Den Haag: Hamer.

Theunisz, P. (z.j.). Hoe het was aan de andere kant. Een 'oorlogsverslag' van Patricia Teunisz. Zwolle: St. Werkgroep Herkenning.
september 9th, 2020

Willem Kloeke en de Zwolsche sketsies: “chien Ollans, maer Zwols”

In Zwolle wordt nog steeds het plaatselijke dialect gesproken, al hoor ik het minder vaak. Niet vreemd, omdat zoveel inwoners van elders komen. Er is zelfs een jaarlijks dicteewedstrijd waarbij je winnaar kunt worden.

Willem Kloeke (1852-1934) kende het dialect heel goed. Hij was opgegroeid in de Zwolse binnenstad, werd onderwijzer en verhuisde naar Haarlem. Daar schreef hij zijn aardige Zwolsche sketsies die speelden in het midden van de 19e eeuw onder het gewone volk. In zijn vrije tijd was Kloeke kaartenmaker. Hij was een erudiet onderwijzer, waar er in zijn tijd meer van waren. Ik weet wel zeker dat hij het eens zou zijn met de bewering dat kennis een vorm van liefde is: om te bekennen moet je iets kennen.

Het Zwols is niet zo moeilijk, maar voor enkele woorden (boezekerel=boeman) geeft hij in voetnoten (dus onderaan de bladzijde) een verklaring. Ik spreek en versta Zwols, maar het eerste doe ik met tegenzin. Ik vind het een lelijk dialect en als ik daar voor uit kom, zijn boze blikken mijn deel. Twents vind ik bijvoorbeeld lieflijker klinken, zachter, melodieuzer. Maar na lezing van Kloeke’s boek uit 1931 dacht ik daar toch wat genuanceerder over. Het Zwolse kan zeer direct zijn. Gasterig=vuil. In Zwolle wordt iemand nog wel voor “voele gasterd” uitgemaakt. Dan ben je een smeerlap. Ik heb altijd gedacht dat het woord gasterd van het Hebreeuwse chazzer afstamt wat onrein betekent. Zoals bijvoorbeeld een varken. Maar bewijs voor die afleiding heb ik tot op heden niet gevonden. 

Kloeke geeft aardige details. We komen bij hem aan de weet dat als minister Thorbecke voor zaken weer  eens in zijn geboorteplaats moest zijn waar hij dan logeerde. Er waren in zijn tijd veel logementen en herbergen in Zwolle, een tijd waarin spoorwegen en auto’s ontbraken. 

In de Zwolsche Courant van 9 april. 1925 staat een mooi citaat van Kloeke. Hij spreekt met warmte over de schoonheid van de taal waarmee hij opgroeide, “chien Ollans, maer Zwols”. Taal en dingelijkheid vloeien in elkaar over, zou mijn kompaan zeggen.

De tael, die ‘k ’t eerste eb eleerd was chien Ollans, maer Zwols, de tael van miej moeder, van miej vaeder en van zoo wat alle mensen, die ‘k in de eerste joeuren van miej léven te zien en te euren krege. Is ’t dan wonder da-‘k die tael graeg in eere olle? ‘k Wonne now al meer dan fieftig joeur in ’n eel andere oek van ’t land, maer ’t Zwols bin ‘k toch nog lange niet vergeten en doeur bin ‘k bliej umme, want ’t is toch zo’n ekfetieve mooie tael; ’t ef zokke mooie, zachte klanken; jö, ’t is miej vaeke of’t selde vertelseltien in ’t Zwols mooier is as in ’t Ollans

De zoon van Willem Kloeke, Gesinus Kloeke (1887-1963), viel net als de appel niet ver van de boom. Hij werd taalwetenschapper (taalgeograaf en historisch taalkundige) en hoogleraar in Leiden. Dit terzijde uiteraard.

Kloeke, W. (1931). Zwolsche sketsies. Zutphen: W.J. Thieme & Cie. 1e druk, XII, 148 pp. Omslag en rug kwetsbaar (licht beschadigd). Binnenwerk goed, geïllustreerd (Sassenpoort, Lemelerberg etc.). Meerdere opstellen (in het Zwols dialect) over schooltijd, kosthuis, scheldnamen, reizen etc.). Collectie Igor Cornelissen. € 16,50 (incl. verzending). Bel of mail ons.
september 7th, 2020

De straathonden in de Zwolse dichterswijk: Winnie, Ike en Stalin

Hitler en Stalin. Twee massamoordenaars. Toch lees ik de redevoeringen van de tweede nog met een zekere aangename opwinding. Ik zie mijn vader nog de vlaggetjes prikken op de kaart van Europa. Het Rode Leger rukte op naar Berlijn en dat betekende dat onze bevrijding ook dichterbij kwam. We hielden onze adem in op de Zwolse Vondelkade.

De eerste dagen na Hitlers aanval op de Sovjet Unie was Stalin van slag. Hij was, populair gezegd, de kluts kwijt, hoewel zijn spionnen hem hadden gewaarschuwd. Hij geloofde en vertrouwde ze niet. De eerste radiorede na de inval werd gehouden door Molotov, de minister van Buitenlandse Zaken die het niet-aanvalsverdrag met Ribbentrop in 1939 had ondertekend. Toen Stalin op 3 juli 1941, tien dagen na de inval van Duitsland, op de radio te horen was richtte hij zich tot: Kameraden! Burgers! Broeders en zusters! Strijders van ons leger en vloot!

Hij verheelde niet dat de toestand ernstig was. De Wehrmacht sneed als een mes door de boter. Hitler was een bloeddorstige agressor. De hele wereld kan dat nu zien. Na Stalingrad en andere overwinningen kon Stalin zich wat optimistischer tonen.

Wie nu Redevoeringen en legerorders, 1941-1945 leest (Pegasus, Amsterdam, 1946), begrijpt beter waarom 11 procent van de Nederlanders in 1946 op de communisten stemde. In Amsterdam was de CPN zelfs de grootste partij. De overwinningen van de Russen hadden overal diepe indruk gemaakt. In het boek is een krantenknipsel geplakt met een merkwaardige inhoud. Het stamt uit de laatste dagen van Stalins ziekte, pal voor zijn dood op 5 maart 1953. Volgens het bericht zouden de kerkleiders van alle geloven voor zijn zieleheil bidden. Ook de opperrabbijn van Moskou riep zijn volgelingen op om te bidden voor het herstel van de zieke Stalin. Die stierf evenwel toch, zodat zijn plannen om de joden massaal te vervolgen geen doorgang vonden.

Nog even terug naar de bevrijdingsdagen van mei 1945 aan de Zwolse Vondelkade. Er liepen ineens veel honden in de buurt rond die de naam Winnie (ter ere van Churchill) of Ike (Eisenhower) werden genoemd. Ik noemde mijn hondje Stalin en beval hem bij het uitlaten op de stoep te blijven en bij thuiskomst in zijn mand te gaan liggen. Ik had toen niet eens Stalins redevoeringen en legerorders gelezen. Dat laatste geheel terzijde.

Meer nieuwe oude boeken en meer Stalin.

augustus 31st, 2020

Arthur Taylor – Notes and Tones in Zwolle

Ik was amper twee jaar terug in Zwolle toen de drummer Art Taylor (1929-1995) daar kwam spelen. Hij had met alle groten gespeeld (Dizzy Gillespie, Charlie Parker, Mingus, Bud Powell). Hij woonde en werkte al enkele jaren in Europa. In zijn thuisland was geen droog brood te verdienen. Hier was het beter, maar ook geen kaviaar en tarbot. Ik kon dat zien omdat naast zijn drumstel een stapeltje boeken lag. Het door hem zelf geschreven Notes and Tones; interviews met collega’s uit de jazz. Ik kocht een exemplaar en hij zette er wat aardigs in.

Het zijn openhartige vraaggesprekken waarin de musici dat zeggen wat Taylor graag wil horen. Vaak nogal blank of wit, zoals ze vandaag zeggen. Het verhaal had ik vaker gehoord. De blanken hadden hun muziek gestolen, en witte recensenten, impresario’s en anderen verdienden dik aan hun muziek. Er valt meer over te zeggen. Bij voorbeeld over de impresario Norman Granz (blank en joods) die de mensen die hij inhuurde voor Jazz at the Philharmonic allemaal evenveel en goed betaalde. en wars van van segregatie, ja daar lijfelijk tegen optrad.

Maar ik kwam niet om met Arthur Taylor te debatteren. Ik had zijn boek nog niet gelezen. Ik kwam om te luisteren naar fijne muziek. Dat was in de Librije. Toen een galerie voor (beeldende) kunst (jazz viel daar blijkbaar ook onder), lang daarvoor een synagoge en nog weer veel later het restaurant van Jonnie Boer.

Wat Taylor die avond verdiende, weet ik niet. Honderd gulden? Dan zal de jazz stichting die hem hierheen haalde wel een subsidie gekregen hebben van de gemeente Zwolle, want meer dan zestig man kon er niet in het zaaltje. Met wie hij toen speelde, weet ik niet meer. Het valt op te zoeken op Delpher kranten. De datum was, volgens de signatuur van Taylor, 13 januari 1978. Twee jaar later ging Taylor terug naar Amerika. Europa was het blijkbaar ook niet helemaal.

Arthur Taylor (1977). Notes and Tones. Musician to Musician Interviews. Liege, Belgium: eigen beheer. 1e druk, 301 pp., excl. register. Interviews met o.a. Miles Davis, Hampton Hawes, Nina Simone, Randy Weston en 23 anderen. Met opdracht en signatuur, met krantenknipsel, (necrologie De Volkrant, 8 febr. 1995). Jazzcollectie Igor Cornelissen. € 47,50. Zeldzaam.

Meer muziekgeschiedenis en andere nieuwe oude boeken

augustus 25th, 2020

To van Hille-Gaerthé en de Zwolse buxushaagjes

Veel schrijvers heeft Zwolle misschien niet opgeleverd. A. den Doolaard (1901-1994) woonde er maar even of beter: hij werd geboren in een huis aan de Rhijnvis Feithlaan als Cornelis Johannes George Spoelstra, maar woonde in Heino waar zijn vader predikant was. E.J. Potgieter (1808-1875), landelijk bekend als oprichter van De Gids, woonde er ook maar kort en het duurt wellicht nog jaren voordat er een straat of plein naar de geheel volbloed Zwollenaar Meindert Boss (1898-1937) (schrijversnaam J.K. van Eerbeek) wordt vernoemd. Een Zwollenaar die een leven lang in de Thomas à Kempisstraat 69 woonde, vlakbij de slager Walter Stern (nr. 93) die in de jaren dertig vanuit Duitsland naar Nederland vluchtte, maar dat is een ander verhaal.

De schrijfster To van Hille-Gaerthé (1881-1958) heeft wel een straat in de schrijverswijk van Zwolle (ten noorden van Wipstrik. Ze werd geboren in 1881 en schrijft heel liefelijk over haar jeugdjaren in een bevoorrecht milieu. Haar vader was huisarts en To zou trouwen met een leraar die conrector werd aan het gymnasium (Celeanum). De Zwolsche Courant nam haar stukjes met herinneringen over Zwolle graag op en ze werden verzameld en herdrukt. In haar korte verhalen, zoals in Tuintjes, is zij op haar best. Het boek werd meerder malen herdrukt bij Nijgh & Van Ditmar.

In Tuintjes – een bundel met drie verhalen – deze mooie zin over iemand die een huis met een hofje erft dat precies zo moest blijven als het was. Er stond een kruisbessen boompje met hoge blauwe riddersporen langs de kant. ‘En rondom de stamroos, pal in ‘t midden was een perkje viooltjes, omgeven door een rand van frisch-glanzende buks, als een ondoordringbaar, groen muurtje.’

Zwolle mag dan intussen onherkenbaar veranderd zijn, de buxushaagjes rukken steeds meer op. Is dat vooruitgang?

Méér nieuwe oude boeken

augustus 19th, 2020

Steden van Pandora. Drie vertellingen – Paul Gellings

In de serie signalementen & Zwolse schrijvers aandacht voor Paul Gellings die een nieuwe bundel publiceerde bij uitgeverij Passage (Groningen, 2020): Steden van Pandora. Drie vertellingen. Twee verhalen zijn eerder gepubliceerd, maar nu samen met een derde vertelling opgenomen in een drieluik.

Paul Gellings – oud-docent aan de Thorbecke Scholengemeenschap, dichter, schrijver en vertaler – is in Zwolle geen onbekende. In de jaren tachtig en negentig bezocht hij het Zwolse literair café In de Sinnepoppen, een zeer geheim en samenzwerend genootschap van Zwolse schrijvers & vereerders van Dionysius, maar over dat laatste weet niemand het fijne. Bijna niemand en het ook is goed dat dit deksel van Pandora dicht blijft, opdat ons hoop en nieuwsgierigheid restere. Het literair café ging ter ziele, maar verdient – natuurlijk in alle beslotenheid – opnieuw te worden opgericht. Dit terzijde.

De opgenomen verhalen van Gellings spelen in een Groningse stadswijk en twee steden: Beijum, Manchester en Enschede, het Enschede waar de vuurwerkramp op 13 mei 2000 een enorm stuk braakliggend land braakte: “een vlakte in de stad waar een wonderlijke stilte hangt, iets wat zijn adem inhoudt, al waait het er, maar de wind maakt het nog stiller.” schrijft Paul Gellings. Inderdaad, goede luisteraars horen het ruisen van een zachte stilte en scherpe kijkers zien meer dan braakliggend braakland.

Naar aanleiding van: Paul Gellings (2020). Steden van Pandora. Drie vertellingen. Groningen: Passage. Nieuw. Gesigneerd door de auteur, 192 pp. € 17.90 (excl. verzendkosten). Bel of mail ons.

 

augustus 6th, 2020

De memoires van de oudste antiquaar van Overijssel

Igor Cornelissen, geen onbekende binnen de Nederlandse journalistiek en inmiddels 85 jaar, blijft zich verwonderen en is altijd belangstellend. Hij doet daarvan  verslag in zijn memoires: Mijn opa rookte ook een pijp. Joodse wortels en ander (on)gemak. Met gevoel voor anekdotiek beschrijft hij boeiende en zonderlinge figuren die zijn levenspad kruisten.

Een zoektocht naar de zenuwarts/spion Hans Grelinger wordt afgewisseld met bezoeken aan Dalfsen, Berlijn en Lissabon, al dan niet aan de toog. Cornelissen onthult wat het geheim is van het bijna verdwenen joods Zwolle, vertelt verhalen en deelt impressies over spraakmakend Zwolle. Bovendien gaat hij in op zijn nieuwste bezigheid: het verkopen van boeken bij antiquariaat ’t Wasdom van Cornelissen & De Jong.

Cornelissen, die schreef voor Het Vrije Volk, Het Parool en het weekblad Vrij Nederland (1962-1996) schetst van zijn geboortestad Zwolle een ander beeld dan bestuurders gewoonlijk doen; het Manhattan aan de IJssel is Igor onbekend. Niet voor niets weigerde hij de fel begeerde Bartjensprijs….

maart 7th, 2020

Rode wijnvlekken op het kostuum van Van Vriesland

Victor E. van Vriesland was ooit een gezaghebbend criticus. Op de televisie was hij prominent en uiterst beschaafd aanwezig in forums die het volk vertelden wat goed en slecht was. Later vond men hem wat te zoetig. Een beetje ten onrechte want als je zijn stukje tegen Pearl Buck leest die volgens hem ten onrechte de Nobelprijs voor literatuur kreeg, merk je dat Victor scherp kon zijn. Die prijs zou alleen maar vanwege literaire criteria toegekend moeten worden en niet omdat Pearl Buck begrip wilde brengen voor het lijdende Chinese volk. Haar boek This proud heart vond hij ‘onecht, onwaarachtig en slecht’. 

De twee delen Verzameld critisch en essayistisch proza. Onderzoek en vertoog geven een goed overzicht van wat er voor 1958 verscheen, de tijd dat er nog veel boeken werden gelezen. Leuk om te zien wat van Vriesland van Willem Frederik Hermans’ Moedwil en misverstand vond.

Voorzover ik me herinner heb ik Van Vriesland slechts eenmaal gesproken. Dat was op de befaamde kunstenaarssociëteit De Kring in Amsterdam, waar ik geen lid van was, maar werd geïntroduceerd door de 34 jaar oudere aquarelliste Milly van Duivenbode, een charmante dame. Het werd een verhit gesprek met Victor. Waarschijnlijk over politiek. Van Vriesland was wel een beetje links, maar volgens mij (toen) natuurlijk niet links genoeg. In ieder geval belandde de inhoud van mijn glas rode wijn zonder opzet op zijn lichtkleurige, driedelige kostuum. Ik bood mijn excuses aan die hij, minzaam glimlachend vanachter zijn dikke brillenglazen, aanvaardde. Ik drink zelden rode wijn, maar dat terzijde. Victor E. van Vriesland was daar meer bedreven in.

Tijdens de bezetting dook Victor van Vriesland onder bij de familie Bouman in de Zwolse Koestraat 18. Ik meen dat hij nog eens een gedicht heeft geschreven over Zwolle met de Peperbus erin, maar dat heb ik nooit kunnen terugvinden. Zo kom je voor alles tijd te kort.

januari 31st, 2020

Ben Kam over de dood en het lichte leven in Zwolle

Ben Kam was vele jaren een bekwaam huisarts in Zwolle. Hij promoveerde op het leven van lichte vrouwen in Zwolle in vroeger tijden. Het materiaal had hij uit een afvalbak voor oud papier gevist die voor het oude politiebureau stond.

Dr. B.J. Kam interesseerde zich ook voor de in deze stad uitgesproken en uitgevoerde doodstraffen. Inclusief radbraken en vierendelen. Een diepgravende studie die niet makkelijk is te lezen omdat Kam oude documenten raadpleegde in een voor ons moeilijke taal. Waar stond de galg precies?

Na zijn pensionering was Kam, die als jongeman in Helmond, zijn geboortestad, in het verzet verzeild raakte en het illegale Parool verspreidde, een vaste bezoeker van het stadsarchief. Hij maakte, maar dit geheel terzijde, zijn vlinderdasjes zelf. Ik kon hem nog eens een van de eerste naoorlogse nummers van Het Parool schenken waarin hij als directeur van de Helmondse editie vermeld stond. Hij was er blij mee. Nadat hij zijn medicijnen studie had afgerond, kwam hij naar Zwolle. Zijn patiënten, soms in de verre omtrek, bezocht hij per bromfiets. Een auto kwam pas later.

januari 20th, 2020

De papieren tijger – Thom K. de Vries, archivaris te Zwolle

Thom. J. de Vries, stadsarchivaris van Zwolle, de plaats waar hij was geboren en stierf, was een productief schrijver. Hij schreef veel cadeau boekjes voor de ooit bekende Zwolse uitgeverij Tjeenk Willink, zijn buren op de Melkmarkt.

De stille straat uit 1946 is er één van. Het is een ode aan het beschreven papier en aan de Zwolse schrijvers. Hun beeltenissen afgedrukt. Willem Bartjens, de rekenmeester incluis. Thom J. de Vries gaf het boekje een mooie ondertitel mee: meditatie over meesters en boeken in een Zwols papierpakhuis.

Thom. K. de Vries zou zeer geschikt zijn geweest voor het onderwijs, maar doofheid belette dat. Het schijnt dat hij op latere leeftijd zelfs niet meer de indruk wilde wekken dat hij naar iemand luisterde. Het had geen zin. Er bleven documenten te over om te bestuderen.

Niet meer leverbaar

PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com