Al heb ik hem twee- hooguit driemaal ontmoet, Simon Vinkenoog was de aardigste en meest opene van de vijftigers die ik heb gekend. Als hij daar tenminste bij hoort. Ik kwam hem eens; laat op de avond tegen. Dat was op het Spui en we keken beiden in de etalage van Atheneum keken naar de nieuwe aanwinsten. Er was net een boek van mij uit. ‘Jij moet, ’sprak Simon, ‘jij moet beslist doorgaan met schrijven. Doorgaan hoor.’
Simon werd door zijn vele hasjrokerij en soms wat onsamenhangende teksten door velen als een wat rare kwibus weggezet. Ik had zijn Zolang te water gelezen met die fantastische omslagfoto van Ed van der Elsken, genomen in Parijs. Simon omhelst een vrouw. Wie dat was, zou ik nog wel eens willen weten. Ik was dus heel blij met Simons aanmoediging.
In zijn boek trof me de passage als de verteller naar een arts gaat met het verzoek zijn vrouw of vriendin te aborteren. Ze zijn beiden nog zo jong. De arts spreekt hem bestraffend toe: De moffen hebben in de oorlog zoveel (joodse) kindertjes vermoord, zij moesten blij zijn iets nieuws op de wereld te zetten. Mijn hospita, getrouwd met Bert Schierbeek, wist waarom Simon zijn hoofd zo raar op zijn romp had staan. Nogal ver vooruit. Dat kwam, vertelde Frida Koch mij, omdat Simon in zijn Parijse jaren, waar hij voor de Unesco een derderangs baantje had, ‘s avonds altijd lang in bed las met zijn hoofd naar voren. Simon was een beetje vergroeid met en door boeken.
Ik kocht zijn boek rond 1958 in Deventer, waar ik toen redacteur was van de plaatselijke editie van Het Vrije Volk, landelijk het grootste dagblad. In Deventer gebeurde nooit iets. Wat verlangde ik toen naar Parijs, alleen al door die foto.
Geef een reactie