De vaststelling van de naam en de achtergrond van het slachtoffer van de crimineel Gerrit Nat (1880-1947) kostte mij afgelopen zondag niet heel veel tijd. Het lichaam van zijn slachtoffer werd in oktober 1922 neergelegd in de berm van de Haarlemmerweg en later gefotografeerd door een onbekend gebleven fotograaf. Over méér gegevens dan de foto, de globale datering en de genoemde plek beschikte ik niet.
Toen ik de foto zag moest ik direct denken aan een meisje dat op de Dam in Amsterdam werd terechtgesteld en daarna op het galgenveld opgehangen: de Deense immigrante Elsje Christiaens (ca. 1646- ca. 3 mei 1664). Zij was tweemaal getekend door Rembrandt, hangend aan een paal, maar de datering was onbekend. In 1969 had de vermaarde Amsterdamse archivaris I.H. van Eeghen (1913-1996) haar zinnen gezet op de datering van de tekening van Rembrandt en wilde weten wat het verhaal was achter haar terechtstelling. De klus die zij klaarde was tijdrovender. Ik had vergelijkbare drijfveren als Van Eeghen: wie was de dode vrouw in de berm en wat was haar geschiedenis. Wat een tragiek. Wie wil er nu dood als je zeventien of achttien bent? Beide verhalen zijn fascinerend. Ik begin met de geschiedenis die de archivaris Van Eeghen reconstrueerde.
Mejuffrouw I.H. van Eeghen nam naar aanleiding van een tekening van Rembrandt maar liefst 25 confessieboeken door om de datering van de terechtstelling van Elsje Christiaens vast te stellen. Elsje, gehangen op het galgenveld Volewijk, werd vastgelegd door de toen 56-jarige Rembrandt (1607-1669) die zich voor die gelegenheid naar de overzijde van het IJ laat roeien. Waarschijnlijk werd hij die dag vergezeld door zijn leerling Anthonie van Borssom (1631-1677), zo stelt Frans Thuijs, die de geradbraakte lotgenoot van Elsje vastlegde: Jan Nieuwkerk. Hij vermoorde in 1664 de rabbijn Benjamin Dias Pato. Op de tekening van Van Borssom is zowel Jan Nieuwkerk als Elsje Christiaens vastgelegd. Dit terzijde.
Isabelle van Eeghen kende ik van mijn veelvuldige bezoeken aan het Amsterdamse Gemeentearchief (toen nog aan de Amstel). Zij was altijd behulpzaam voor bezoekers met lastige vragen. Ik las het verhaal over Elsje Christiaens voor het eerst in 1994 in Een kleine geschiedenis van Amsterdam, een verhalenbundel van Geert Mak, maar Van Eeghen publiceerde het verhaal al in 1969 in het Maandblad Amstelodamum.
Elsje, afkomstig uit Jutland en nog maar enkele weken in Amsterdam, had haar huisbazin met een bijl neergeslagen. Aanleiding was een conflict over de huur die zij niet kon betalen. De hospita viel van de keldertrap en bleef er voor dood liggen. Elsje Christiaens probeerde te vluchten, maar werd gevangengenomen en eind april 1664 twee keer door de schout verhoord. Op 1 mei 1664 volgde het vonnis: dood door wurging aan de paal, enkele klappen met het moordwapen op het hoofd door de scherprechter en te pronkstelling van het lichaam met de bijl boven haar hoofd op de Volewijk ‘om door de lucht en de vogels verteerd te worden’. Vermoedelijk op de zaterdag hierna, 3 mei 1664, werd het vonnis uitgevoerd.
Van Eeghen trok de conclusie dat kunsthistorici – die er tien jaar naast zaten wat betreft de datering van de tekening – het eigenlijke historisch handwerk niet moeten verloochenen. Ik ben het met haar eens: stijlkenmerken zijn minder betrouwbaar dan de inkt waarmee de secretaris de datum en de bekentenis van Elsje Christiaens in het confessieboek vastlegde. Die bekentenis leverde Van Eeghen het ontbrekende puzzelstukje om de tekening van Rembrandt te kunnen dateren.
Zoals gezegd was het voor mij simpeler om de naam en de achtergrond van het dode meisje te achterhalen. De foto met het vermiste meisje was gedateerd (oktober 1922, fotograaf onbekend). Ook was bekend dat haar lichaam in de berm van de Haarlemmerweg werd gevonden. Die twee gegevens (oktober 1922 & Haarlemmerweg) waren voldoende om met behulp van de krantendatabank Delpher vast te stellen dat het om Hilda de Wit (1905-1922) gaat.
Hilda bloedde dood door de illegale praktijken van de souteneur Gerrit Nat (1880, 5 sept [De Rijp] – 1947, 2 mei [Amsterdam]). Zij was in de middag van 8 oktober vanuit haar huis in de Pretoriusstraat naar de Bilderdijkstraat 61 gegaan. Bij het avondeten was zij er niet en om twee uur in de nacht waarschuwde de familie de politie dat Hilda de Wit niet was thuisgekomen. Dat zij zwanger was zullen zij niet hebben geweten. Intussen werd Hilda onderhanden genomen door de illegale aborteur Gerrit Nat die met zijn ‘vriendin’ Johanna Alard – die kostuumnaaister zou zijn – in de woning aan de Bilderdijkstraat was.
Gerrit Nat was een berucht crimineel uit donker Amsterdam die eerder betrokken was bij een moord in het Sarphatipark. Hij trad daar op als heler van een zilverbuit, maar ook als beramer van de overval. Daarnaast leverde hij het gereedschap voor die overval en stond hij bij de politie bekend als een man die meisjes exploiteerde. In de registers die ik raadpleegde staat als beroep rijwielhandelaar, steendrukker en boterhandelaar. Mogelijk was hij ook dezelfde persoon als de Gerrit Nat die in 1898 volgens de registers als agent 2e klasse werd ontslagen vanwege dienstweigering (bron: indexen). In het militieregister wordt hij op 15 december 1899 beschreven als een negentienjarige jongeman met blonde haren, blauwe ogen en 180 cm lang. Ovaalvormig gezicht, met lange neus en een gewoon voorhoofd. Van dat hoofd van Gerrit Nat is overigens ruim twintig jaar later ook een tekening gemaakt tijdens een proces – over de moord in het Sarphatipark – waarin hij eerst als beklaagde en daarna als getuige zou optreden (zie afbeelding. Uit: De Courant, 6 november 1920). Dat proces was twee jaar vóór de oktobernacht waarin Hilda aan haar einde komt. Gerrit wentelde zich dieper en dieper in de modder.
Waarschijnlijk was Hilda al dood toen het rijtuig van de nachtsnorder (koetsier) Jongbloed, die eerder die avond ontboden was door Gerrit Nat, haar de nacht inreed. Jongbloed wilde dat wel doen en kreeg er veertig gulden voor. Samen met Nat en Alard reden zij een uur door de stad tot Gerrit Nat aan Jongbloed vroeg naar de Haarlemmerweg te rijden Daar werd het lichaam van Hilda in de berm gelegd om vervolgens naar de 1e Oosterparkstraat op weg te gaan waar Johanna Alard woonde. Toen Nat en Alard uit de open koets stapten werden ze aangeroepen door een agent van de Muiderpoort met de vraag of zij iets van het verdwenen meisje wisten. Dat werd ontkend. De koetsier Jongbloed rook onraad en besloot na het stallen van paard en wagen verhaal te doen op het bureau Muiderpoort. Hij zal zijn aandeel hebben geminimaliseerd. Desondanks werd hij aangehouden, terwijl Nat en Alard de volgende dag werden gearresteerd. Later werd het aborteursgereedschap in de tuin van het pand aan de Bilderdijkstraat 61 teruggevonden. De dan 68-jarige moeder van Gerrit Nat, Antje van Petter (1853-1943), weduwe van Jacob Nat (ca. 1848 – 1904, 26 aug.), was die nacht naar verluidt niet thuis. Gerrit Nat was zijn leven lang bij zijn moeder ingeschreven en deed in juni 1943 aangifte van haar dood. In de praktijk woonde Gerrit overal en nergens, een criminele zwerver uit donker Amsterdam.
Hilde de Wit werd in de nacht van 8 oktober 1922 neergelegd in het gras, iets onder de stenen dijk die de Haarlemmerweg van de Haarlemmertrekvaart markeert. Boven de genomen foto staan de gegevens waarmee ik dit onderzoekje begon. Daar ligt zij: Hilda de Wit, de wollen doek om haar lichaam heengeslagen, de pantys slordig opgestroopt, wellicht direct na de mislukte abortus provocatus. Haar linkerarm onder haar hoofd. In het gras, zeventien jaar oud en zo’n tweeduizend voetstappen verwijderd van het IJ, de plek waar Rembrandt zich zo’n tweeënhalve eeuw eerder, in mei 1664, met zijn leerling Anthonie van Borssom liet overzetten om tekeningen te maken van gehangenen op galgenveld. Tekeningen van Elsje Christiaens, het achttienjarige immigrantenmeisje dat onfortuinlijk eindigde en evenals Hilda de Wit nog maar net was begonnen met ademhalen.
Gerrit Nat krijgt vier jaar. De familie, vrienden, allernaasten en -liefsten van de meisjes levenslang.
Klikbare versie van onderstaand bronnenoverzicht (deelrapport opgemaakt door BOLAS, een programma voor het uitvoeren onderzoeksprojecten binnen en buiten het onderwijs). Alle hierboven gebruikte afbeeldingen – behalve de reconstructie van de Amsterdamse (verkregen via Google Maps) en de foto van Hilda de Wit komen uit één van onderstaande bronnen.
Geraadpleegde bronnen
Amsterdams Nieuws. Een 17-jarig meisje vermoord? (1922, 9 oktober). Het volk: dagblad voor de arbeiderspartij. Eeghen, I.H. van (1969). Elsje Christiaens en de kunsthistorici. Maandblad Amstelodamum, 56, 73-78. Gezinsblad van Jacob Nat en Antje van Petten [genealogisch data DTB boeken NH]. Geraadpleegd op 18 oktober 2020 van http://genea.pedete.net/derijp/2302.htm Het drama in het Sarphatipark. Het requisitoir en de pleidooien (1920, 6 november). De courant. Indexen stadsarchief Amsterdam - Gerrit Nat, geboren 05.09.1880 Geraadpleegd van https://archief.amsterdam/indexen/persons Jong, J. de (2006). Rembrandts geboortejaar een jaar te vroeg gevierd? Nederlands Dagblad, 3 februari 2006. Verg.: Blom, Onno (2019). De jonge Rembrandt. Een biografie. Amsterdam: De Bezige Bij, die in zijn biografie uit 2019 (gedenkjaar van zijn sterfjaar) tot dezelfde conclusie komt. Kloek, E. (2014, 23 april). Christiaens, Elsje (ca. 1646-1664). [laatste update 23/04/2014]. Geraadpleegd van http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/christiaens Mak, G. (1994). Een kleine geschiedenis van Amsterdam. Amsterdam: Atlas, 102-141. Thuijs, F. (2015, 19 juli). De onbekende lotgenoot van Elsje Christiaens [blogbericht op Ons Amsterdam]. Geraadpleegd op 18 oktober van https://onsamsterdam.nl/de-onbekende-lotgenoot-van-elsje-christiaens