Vandaag het exemplaar van Aarts & Kooyman over de Joodse exlibriscultuur in Nederland in de verkoop gedaan. Een schitterend boek, maar anders dan Kees Fens, heb ik geen neiging om een tweede exemplaar (in ongerepte staat) aan te houden. Ik schreef overigens eerder over deze prachtige uitgave.
Verder heb ik met aandacht het exemplaar van Is. Querido over het letterkundig leven (dl. III). in Nederland bekeken. Daarin staan onder meer opstellen van Bram van Collum (1858-1933, pantheïstisch spinozist). Carry van Bruggen en P.C. Boutens. De uitgave heeft enige lichte vochtschade, maar u gaat natuurlijk – net als ik – uitsluitend voor de inhoud. Een bibliofiel kan natuurlijk niet zonder het werk van Piet J. Buijnsters (Geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat), maar dat is zo vanzelfsprekend dat ik dat boek hier niet bespreek.
Bijzonder is het werk van de bohemien, dichter en esotericus J.K. Rensburg (1870-1943)(Wereldbouw, Arnhem, 1923).
‘k Ben niet van ’t weerloos soort bourgeois-poëten/Dat leeft voor kunst slechts, niet naar welstand taalt/In week, onmanlijk droomen niet wil weten/Hoezeer het Geld des dichters heil bepaalt.
Het werk van Rensburg is, wat Menno ter Braak schrijft, een “doorlopende ontkenning van het ‘l’art pour l’art’, één uitgebreide encyclopedie van occulte wetenschap”. Ter Braak vergeleek hem met Dè Mouw, maar de laatste bereikte in zijn vers vaak wel de gedichte gedachte, waar Rensburg niet altijd tot het gedachte gedicht kwam. Overigens zit in dit, door Rensburg gesigneerde exemplaar, (t.w. nr. 33 van 250 genummerde exemplaren) een speciaal ingeplakte foto van de utopist, die in Sobibor ellendig aan zijn einde kwam: na een leven lang te zijn uitgelachen, werd hij ook nog eens verbrand, schrijft Carmiggelt ergens. Jaap Meijer schreef over de Joodse graalzoeker J.K. Rensburg een boeiend verhaal en misschien kom ik daar nog wel eens op terug. Over Jaap Meijer volgt t.z.t. ook nog wel meer. Dit echter terzijde van de actuele parels.
Tot slot tip ik De Golem van Gustav Meyrink (1868-1932), die op 47-jarige leeftijd een occulte roman schreef. Eerder hield hij zich weliswaar ook bezig met het spiritisme en andere occulte verschijnselen, maar De Golem gaf hem roem. De roman handelt over de Joodse legende van de uit klei gevormde figuur met een bovennatuurlijke kracht, actief werkzaam ten behoeve van vervolgde Joden. Het boek werd in vele talen vertaald en kwam in Nederland rond 1916 uit in een door Meyrink geautoriseerde vertaling van Lourens.
Dit en nog veel meer bij Cornelissen & De Jong. Zeg nu niet dat ik u niet waarschuwde.