Een register is een mooi ding, vooral als je er zaken of personen in aantreft die je niet persé verwacht. Dit overkwam mij toen ik zojuist in het register van Briefwechsel III 1938-1965 (Martin Buber, 1975) de naam Dag Hammarskjöld aantrof.
Iedereen weet dat de VN-diplomaat Dag Hammarskjöld – auteur van het mystieke werk Merkstenen – tijdens zijn vele reizen meestal het beroemde boekje van de Zwolse dominicaan Thomas à Kempis (De navolging van Christus) bij zich had. Niet iedereen weet dat hij in de laatste weken van zijn leven een begin maakte met de Zweedse vertaling van Ich und Du van Martin Buber en ook met hem correspondeerde. Buber was onder de mensen die indruk op Hammarskjöld maakte. Jurjen Beumer noemt hem in zijn studie over Hammarskjöld ‘een lichtende figuur’ (naast Schweitzer, Barnes en Rumi). Ik denk dat er buiten deze vier ook wel anderen zijn te noemen, waaronder Meister Eckhart en Johannes van het Kruis.
Buber’s werk Ich und Du gaat over het relationele aspect van het mens-zijn. De verhouding tot elkaar, over de spirituele en ethische dimensie van ‘verbinding’. Toen ik het werk in de jaren negentig las, maakte het indruk op mij. Zoals de ietwat pathetische zin op de achterflap van het boekje dat ook deed: “In het begin van de twintiger jaren (1923) schonk Martin Buber het geslacht dezer eeuw zijn boek Ich und Du.” Toen ik dat las dacht ik overigens wel dat ik iets groots ging lezen.
En dat was ook zo.
Buber en Hammarskjöld spraken elkaar tussen 1958 en 1961 tenminste drie keer. Beiden bekommerden zich over de toenemende sociale en politieke spanningen. Hammarskjöld was goed op de hoogte van de studies van Buber. Hij achtte het relevant voor zijn werk als secretaris-generaal van de VN. In de nazomer van 1961 schrijft Hammarskjöld Buber dat hij zich in deze weken opnieuw in zijn werk verdiepte. Hij noemt in zijn brief van 18 augustus Between Man and Man, Zwiespache, Die Fragen an die Einzelnen en Was ist der Mensch.
Na lezing van genoemde werken voelde Hammarskjöld zich gedrongen om Buber te groeten en te danken voor wat hij in hem herkende en wat u, zo schrijft Hammarskjöld, ‘ein “Zeichen” nennen würden.’ En, zo vervolgt hij: ‘Zeldzaam om over een afgrond van tijd, verschillende culturele achtergronden en levenservaring een brug gebouwd te zien worden die wat veraf is verbindt.’[mijn vertaling, JdJ].
Bij de brugmetafoor denk ik uiteraard direct aan Nijhoff’s beroemde regel bij de brug van Bommel: ‘Twee overzijden // die elkaar vroeger schenen te vermijden, // worden weer buren’ Een mooi beeld voor het verbindende werk dat Hammarskjöld als zijn taak zag: het hoeft geen vriendschap te zijn, maar als vijandige landen tenminste maar weer buren kunnen worden. Liefst goede buren.
Aan het einde van zijn brief vraagt Hammarskjöld om raad bij de keuze van een werk dat hij van hem wil vertalen. Martin Buber schrijft hem op 23 augustus terug en stuurt hem met zijn antwoordbrief een latere druk van Ich und Du. Buber is van mening dat een Zweed allereerst dat werk in de landstaal dient te lezen.
Op 18 september 1961, zo’n drie weken na ontvangst van de antwoordbrief van Buber komt Hammarskjöld om bij een vliegtuigongeluk (dan wel aanslag). Hij droeg een twaalftal getypte bladzijden van het begin van de Zweedse vertaling van Ich und Du bij zich, alsmede de Duitse en Engelse versie. Die details staan in de brief die zijn neef Knut Hammarskjöld aan Buber schrijft (5 oktober 1961).
Dat Hammarskjöld al druk doende was met die vertaling had ook te maken met het gegeven dat hij het vertalen als een ontspanning zag naast zijn inspannende werk als diplomaat.
Men kan in zijn vrije tijd met minder bezig zijn.
Postscriptum - citaat uit een lezing van Hammarskjöld (Miami, Verenigde Staten, 19 mei 1958), geinspireerd door het denken van Buber: "Het toenemend belang van de politieke interessen in het bestaan van onze maatschappij dreigt nieuwe gevaren te scheppen voor het behoud en de ontwikkeling van een harmonisch maatschappelijk leven. Een ‘gepolitiseerde’ wereld is een wereld waarin de individuele reacties beheerst worden door en onderworpen worden aan de belangen van de groep en vaak wordt daarom het conformisme tot een ideaal verheven. Het is een wereld waarin de tactiek vaak de voorrang krijgt op de wezenlijke waarden en daarom lopen wij het risico onze ware belangen uit het oog te verliezen om propaganda-zegepralen na te streven. Het is een wereld waarin de predikant gevaar loopt zich meer moeite te getroosten om de instemming te winnen van degenen die reeds bekeerd zijn dan om de zondaars te bekeren. Als wij voor die bekoringen bezwijken, dan zijn wij niet langer in staat onze ware inzichten mee te delen aan hen die met ons van mening verschillen of te luisteren naar wat zij zelf over hun houdingen en gedragingen te zeggen hebben. In de mate dat men zulk een toestand vaste voet laat krijgen, wordt de ‘gepolitiseerde’ wereld een inhumane wereld."