In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
juli 18th, 2023 by Jaap de Jong

In de wasstraat: met hoge hoed en zondags-zwarte kleren

Ik zit bij de bocht en blader in een gedichtenbundel. Afgelopen uren beschreef ik vijftien boeken voor de online boekenverkoop. De laatst ingevoerde titelgegevens betrof de Verzamelde Gedichten van J.W. Schulte Nordholt.

De lucht is blauw. Wolkenloos. De Messias zal vandaag wel niet komen. Toch hou ik het open. Wel niet, wel niet. Wel.

Niet. Het is zomer 1974, ergens op het einde van een zaterdagmiddag. Een zwarte Mercedes sluit achteraan in een lange rij voor de wasstraat. Ik zie de bestuurder, een man in een zwart pak en met een hoge hoed. Langzaam maar zeker kruipt de Mercedes naar voren. Het duurt niet lang meer of de auto moet worden gewassen. Daar staat hij, klaar om genomen te worden. Ik grijp naar spons en poets wiel en onderkant, raam en spiegel, nummerbord en strip. Alles moet schoon, blinkend schoon al voor de Mercedes de wasstraat ingaat. Aldus vooruitgrijpend op wat nog komen moet: de grote schoonmaakbeurt.

Er komen witte sopvlekken op het zwarte pak van de bestuurder. Die boent intussen zelf ook als een bezetene en houdt daarbij zijn hoed op. Het is hem een teken des onderscheid. Dat onderscheid met de anderen is de realiteit die telt, zoals Carry van Bruggen ergens in Prometheus opmerkt: “de enige werkelijkheid is het contrast.” Hij kijkt mij niet aan, noemt geen naam. Geen teken van herkenning. Ik ken hem wel. Morgen zal ik hem weer zien. In gebed op de stoel met een extatisch heen en weer bewegend bovenlichaam, terwijl de handen als vastgevroren aan het katheder zitten en de voeten stevig op het vlonder van de preekstoel staan. Alsof ‘ie een zeeman is in zwaar weer en wanhopig koers moet houden: hij en het kerkschip.

Ik hoop op een fooi. Daar doe ik het voor. En voor de zaterdagse snack. Zolang het einde er niet is, is er hoop en troost in de vorm van een kroket bij het cafetaria op de Kerkewijk, de hoofdstraat van Veenendaal. De prediker geeft geen fooi, al kent hij zonder twijfel het fenomeen. Hij preekt elke zondag op de zak die dan drie, neen viermaal rondgaat. Zijn preek gaat meestal over het einde, de Apocalyps. Dat doet het goed. Er is een oliecrisis, er zijn benzinebonnen en er is het boek der Openbaringen. En zondags zijn de snelwegen leeg. Ruim baan voor de Messias. Die laat zijn kans vooralsnog onbenut.

Er komt geen fooi. Twee weken later opnieuw niet. En ook een derde keer vang ik bot. Als hij een vierde keer komt verschuil ik mij achter De Telegraaf die over de belevenissen van Pistolen Paultje schrijft en de oorlog op Cyprus verslaat. Intussen boent de prediker in zijn eentje de wieldoppen blinkend schoon. Er is geen vuiltje meer te bekennen als hij de wasstraat van de gebroeders De Haas uitrijdt. En het jongetje dat zich achter De Telegraaf verschuilt, vraagt zich af waarom die auto zo schoon moet als morgen de Apocalyps daar is. Alle wagens en paarden worden dan immers in de oceaan geworpen, daarna wordt de zee van glas en de straatstenen van goud. Een wasstraat is daar ook niet meer.

Vandaag ben ik mild en lees een bijdrage van de liedboekdichter (en hoogleraar Amerikanistiek) Jan Willem Schulte Nordholt over J.C. Blumhardt (1805-1880). Ook ben ik blij met de strak blauwe lucht, al kan dat zo weer anders zijn. En ach, die prediker uit Veenendaal wilde vast zijn wieldoppen zo blinkend schoon opdat hij alleen zo de Heiland tegemoet wilde gaan. Waardig, zoals Schulte Nordholt schrijft.

Aan het einde komt alles goed, schrijft Reve ergens, “en als het nog niet goed is, dan is het einde er nog niet.” Zo is dat en daarom nu Blumhardt van J.W. Schulte Nordholt:

“Hij had zijn koets zijn hele leven lang | klaar staan met paard en tuig, om, als de tijden | vervuld zijn zouden en de grote zang | der engelen zou klinken, uit te rijden | in hoge hoed en zondags-zwarte kleren | rechtop achter het trappelende paard, | zijn Heiland tegemoet, die weer zou keren

– en nu voorgoed – als Koning op deze aard.

God, wat hebt Gij gedaan met zulk een hart, | dat zozeer heimwee was en grote dromen? – Het moet stil liggen wachten in de grond. | En wat doet Gij met ons, die in een zwart getij | U om Uw laatste wederkomen | roepen met een vertwijfelende mond?”

Wel niet, wel niet. Wel. Nog niet.

PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com