Voor Igor Cornelissen waren er lange tijd twee redenen om naar Oene te gaan: de slager Ter Weele wiens vlees lekkerder is dan dat van het wildbraad dat Rebekka voor Izak bereidde ėn het terras van het plaatselijke dorpscafé met zicht op de kerk. Als je daar zit – in alle rust – is het alsof er een “zomer om de dorpen bloeit, ook al regent het.” Later, tijdens zijn laatste jaren, kwam er een derde reden bij: het kerkje met de preekstoel waarop de predikant J.T. Doornenbal jarenlang dichters citeerde, waaronder uiteraard gedichten van zijn vriend Gerrit Achterberg. Igor deed mij eens enthousiast verslag van zijn bezoek bij de koster die hem alles vertelde over J.T. Doornenbal.
Overigens had de dichter Achterberg voor Igor afgedaan. Na het lezen van een artikel van Godert van Colmjon in Trouw kon Achterberg geen goed meer doen. Achterberg zou de doodslag op de hospita zelf nooit ter sprake brengen. Toen ik eens een gedicht van Achterberg citeerde dat met Gíj begint – er zijn er velen – repliceerde Igor: “Gíj, Gíj, Gíj, de man van de moord die het bestond om zijn daad te relativeren door te zeggen ik heb er toch een gedicht over geschreven. God betere het.”
Ik las het artikel van Colmjon indertijd ook, maar zou nooit de Verzamelde gedichten van Achterberg “door het toilet spoelen”, zoals een verontwaardigde lezer van Colmjon wenste. Ik dacht er het mijne van. Zoiets als: die lezer zal überhaupt wel nooit een gedicht lezen, maar dit geheel terzijde.
Over Achterberg werden wij het niet eens, maar Doornenbal kon niet stuk bij Igor. Ik leende hem de biografie die Doornenbal schreef over de met oorringen getooide schaapherder-lekenprediker Wulfert Floor en wees op de biografieën van Bart Jan Spruyt en Jeannette Donkersteeg. Igor kende ze en had ze ook in huis. Hij vond de achternaam van de biografe erg mooi, zei hij, en ook dat heimwee. Ik moest op dat moment aan Bunyan’s werkje denken en vooral aan zijn gebruik van illustratieve namen voor de staat van de ziel. Dat heb ik maar voor mijzelf gehouden.
Met Doornenbal maakte ik voor het eerst kennis in de jaren tachtig toen er een dagboek van hem op een tafel in Dordrecht lag. Maar ik had toen meer oog voor de zus van een toenmalige vriend dan voor het schrift. Toch las ik het boek later wel degelijk en geheel: vlees en geest zoeken immers altijd weer naar de ultieme balans. Later leerde ik deze onverbeterlijke romanticus beter kennen en vatte ook sympathie op: hoe mooi is het als liefhebbers van het woord dichters en filosofen citeren en er daarna nog iets over zeggen. Ik hoop dat het nog veel gebeurt: succes is verzekerd, studenten en leerlingen hangen aan je lippen. Ik weet dat toevallig.
De boeken van Igor over Achterberg en Doornenbal, inclusief die van Wulfert Floor, liggen nog ergens in een doos. Deze biografie – met de prachtige foto van Doornenbal in een gesprek met een passerende pastoor – komt uit de nalatenschap van Wessel ten Boom die ook een liefhebber was; hij bezat onder meer de kritische uitgave van het Achterberg, dat ook nog ergens in een doos wacht om beschreven te worden.