In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
augustus 12th, 2021 by Jaap de Jong

De dood, het meisje en de dichter: Eros en Thanatos

Ik sloeg vanmorgen het brievenboek van Alfred Döblin (1878-1957) op een willekeurige plaats open. Het was direct raak: de dood, het meisje en de dichter. Eros en Thanatos. Op 7 maart 1950 condoleert Döblin Claire Goll (1890-1977) met het verlies van haar man: Yvan Goll (1891-1950). Hij herinnert haar aan het ziekenhuisbezoek dat hij aan Ivan bracht. Het was een mooi bezoek geweest, schrijft hij. Goll was opgewekt, levendig en volledig bij de dag. Hij had niet de indruk dat hij met iemand sprak die in de schaduw van de dood leefde.

De expressionistische dichter Goll leed vanaf 1947 aan leukemie en kreeg in zijn laatste jaren zo’n zestien bloedtransfusies van bevriende schilders en dichters toegediend en bovendien schoof men hem ook nog allerlei toe. Hij verliet het leven, zo schrijft Goll in haar autobiografie Alles is ijdelheid, “met een Frans hart, een Duitse geest, Joods bloed en een Amerikaans paspoort.”

Alfred Döblin stelt dat hij vredig heen zou zijn gegaan, zonder veel pijn, zo meende hij. Tijdens zijn bezoek vertelde Goll aan Alfred Döblin dat het hem verging als Hokusai, de grootste schilder van Japan, die, toen hij negentig was, op zijn sterfbed verzuchtte: “Als ik nog tien, of zelfs vijf jaar te leven had zou ik mijn kunst eindelijk volmaakt hebben beheerst.

Iedereen kent toch die prent van Hokusai waarop de dronken dichter staat afgebeeld die zijn gedichten door de wind laat meevoeren? Ik ben de dronken dichter die zijn gedichten in alle richtingen verspreidt, ik, Yvan Goll, op wie de dood voor de deur staat te wachten.”

Bij het naderen van zijn dood telt iedere resterende minuut als een extra gegeven jaar. Verzet. Hij wilde niet verscheiden en ook de medici hielden de mythe van hun almacht zo lang als mogelijk in leven. Op het laatst restte er niets meer dan open vlees onder een zuurstoftent. De vredigheid en de rust die Döblin hem toedichtte was vergaan, althans dat is wat duidelijk wordt uit de autobiografie Alles is ijdelheid van zijn vrouw Claire Goll.

Claire Goll overleefde haar man nog zeventwintig jaar en stierf niet voordat zij, op zesenzeventigjarige leeftijd, haar eerste orgasme beleefde met een twintigjarige Fransman. Blijkbaar was Rainer Maria Rilke noch Yvan Goll in staat geweest haar seksueel te bevredigen. Rilke en Goll maakten een droomprinses van Claire Goll die voor hen als in een luchtbel boven de aarde zweefde, zo schrijft ze ergens.

Of het allemaal waar is wat Goll opschreef weet ik niet. De waarheid van haar beschuldiging aan het adres van Paul Celan – die de gedichten van haar man zou hebben geplagieerd – wordt door velen betwijfeld en ze leverde geen bewijs. Er zal veel ijdelheid bij zitten, maar haar autobiografie leest als een (literair) boulevardblaadje. Sinds ik haar las, en dat is al een paar jaar geleden, denk ik bij het lezen van een gedicht van Rilke ook met regelmaat aan Claire Goll. Men kan mij dan betrappen op een lichte gniffel.


De nieuwe oogst bij Cornelissen & De Jong, waaronder de boeken van Döblin.

PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com