In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
augustus 12th, 2021 by Jaap de Jong

Het diepzinnige naast het poëtische en het grove naast het scabreuze

In de boeken van Igor Cornelissen (1935-2021) tref ik regelmatig briefjes aan met verwijzingen en aantekeningen. Vanaf 1973 (misschien eerder) schrijft hij enkel nog met potlood in boeken, soms maakt hij achterin wat korte notities. Na je veertigste weet je dat jij gaat, maar dat het schrift en het boek blijft. Die notities zijn overigens erg interessant, zoals die bij boeken van en over de historicus Jacques Presser (1899-1970).

Als student geschiedenis las ik alles van Presser en zeker ook zijn autobiografie met de poëtische titel Louter verwachting. Dat boek – verschenen in de privé-domeinreeks – ging over zijn jaren als jonge opgroeiende knaap (1899-1919). En natuurlijk vrat ik ook ook de vlot geschreven biografie van Nanda van der Zee. Ja, ik verslond die biografie. De details die Igor noteerde was ik echter vergeten, als ze mij indertijd al zijn opgevallen. Wel herinner ik mij uit haar biografie dat Deborah Appel, de eerste vrouw van Jacques Presser, op 18 maart 1943 op het station Ede-Wageningen werd opgepakt. Nog geen twee weken later werd ze in Sobibor vergast. Vaak als mijn trein daar stopte en ik uitstapte dacht ik ook aan dìe ondergang.

Op één zo’n briefje van Cornelissen staat “geen harde porno… (p. 236)”. Het is de passage waar Nanda van der Zee beschrijft dat Presser het diepzinnige combineert met het poëtische. En dat bij hem het grove naast het scabreuze lag en wel in een voortdurende afwisseling. Dat verbaast niet bij zo’n spirituele en sensuele man, maar voor het schrijven van harde porno was hij te geremd, zo voegt Van der Zee er aan toe. Jacques Presser schreef overigens naast erotische verzen detectives en deed ook verder waar hij zin in had in een wereldje waar men op elkaar let en de ander weinig gunt. Verstandig.

Igor Cornelissen was benieuwd wat Nanda van der Zee over de Weinreb-affaire schrijft die Presser aanzwengelde en door hem en Renate Rubinstein werd voortgezet. Hij vroeg zich af “wat daarover bij Nanda van der Zee?”, staat,  zo lees ik op een bijgevoegde notitie in de biografie van Presser. “Pagina 255, 285, 286, drie pagina’s slechts en inhoudelijk zeer mager. Renate R. komt er helemaal niet in voor.”

Igor was een leerling van Jacques Presser en volgde als student zijn colleges. Ik weet dat hij een groot liefhebber was van zijn stijl. En een navolger. Presser was geen theoreticus, maar documenteerde zich heel precies en ging daarbij uiterst systematisch te werk. Hij bezat het vermogen, zo schrijft Van der Zee, om “daar een eenheid in te brengen en er een bepaalde visie aan te ontlenen.” De anekdotes die hij als verteller inlaste, hadden een didactisch doel, zij vormden het cement van een ingemetseld raamwerk.

Maar alles gaat voorbij. Toen Igor in De Hete Brei tegenover een jonge historica zat, werd zijn interesse gewekt. Wat was haar specialisme, vroeg hij haar. Het was de eerste helft van de twintigste eeuw: de Russische revolutie, twee wereldoorlogen en de massamoord op de joden. Wat vond ze van Ondergang van Presser, was zijn vervolgvraag. Presser? Wie? Professor Jacques Presser? Ze had nooit van de man gehoord, zo schrijft Igor in Mijn opa rookt ook een pijp (Cornelissen, 2020, p. 62). Ik zat er toevallig bij en meen dat de betreffende historica ook docente geschiedenis was. Althans, ik heb daar een actieve herinnering aan.

Er is natuurlijk genoeg Presser over om die schade in te halen. Van Ondergang zijn er indertijd bijvoorbeeld meer dan honderdveertigduizend exemplaren over de toonbank gegaan.


Verder lezen? Voor méér nieuwe oude boeken, ook van en over Presser kunt u terecht bij antiquariaat Cornelissen & De Jong

Geef een reactie

PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com