In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
februari 15th, 2024

Nu een passant, maar eens de geliefde die ik kuste in het dal van Pefkos

Vanmorgen zette ik een aantal boeken uit de roemruchte prive-domeinreeks terug in de kasten, maar aarzelde bij Paren, passenten van Botho Strauss (1944-). Ik nam eerder wat delen uit de reeks mee naar de boekenmarkt op het Spui, maar wil ook wel eens iets anders. Dit deeltje, nummer 85 uit de reeks, kwam uit in 1983 en werd vertaald door de germaniste Gerda Meijerink (1939-2015) die onder meer Kafka, Schlink, Mercier en Herta Muller uit het Duits overzette. Goed gezelschap zou je denken, maar Strauss geniet in Nederland minder bekendheid. Botho Strauss schrijft om tenminste voor zichzelf een plek van geborgenheid te creëren. Of beter: niet zozeer een plek van geborgenheid, maar wel herkenbare ruimte. Geheel weg van de media die zich via de cloaca ontlast en doet alsof dat lekker geurt. Dat was in de jaren tachtig al zo. Heel optimistisch is Strauss niet of misschien juist wel. Alles is afzienbaar en het einde steeds meer nabij. Dat laatste geldt ook mijzelf nu ik zeker op de helft ben, daar de Heilige Schrift ons niet méér dan honderdtwintig jaar toezegt. In de optiek van Botho Strauss zal dat wel toereikend zijn. Volgens Strauss ben je niet te benijden als je de ander tot op het bot kent. Het wordt zwaar als je dat doet zonder erbarmen, zonder zelferbarmen.

Scherper dan Strauss kan ik het niet zeggen. Strauss schrijft zijn observaties zonder mededogen. Wat hier volgt is daarom louter citaat: “We verbazen ons er over hoe toch die ander (nooit wij zelf) zich in al zijn trekken steeds automatischer gedraagt. Zijn wezen kunnen we in zijn geheel vanuit deze nabijheid niet meer onderscheiden, maar des te duidelijker zien we nu het netwerk van driften en remmingen, van motieven en schijnmotieven, want met de jaren schemert het inwendig stelsel onbarmhartig door. We kijken er met enige terughoudendheid naar en denken zonder mededogen: weinig omhulsel en huid heeft die nog te vertonen, nauwelijks nog tekenen van gratuite verschijning, waar blijft het verrassende en het autonome handelen? De wirwar van draden van de psycho-pop, niet weinig gelijkend op de man met de zeis, is van onder de eerlijke huid tevoorschijn gekomen en heeft de plaats van de vrije speler ingenomen. Schrikbarend soms hoe weinig persoonlijkheid nog en hoe doorzichtig op de versleten plekken het uiterlijk voorkomen, daar waar eerder veel schoonheid, uitstraling en wil waren.”

Strauss observeert en analyseert de mens tot op het bot en zet hem daarna naakt aan de dijk; in conflict met zichzelf en de ander, in de strijd met wat kan, mag en niet kan. In zijn omgang met nieuwe vrijheid die, zodra verovert, opnieuw bindt. Eerdere paren worden bij Strauss bijna onherkenbare passanten. Zo verhaalt hij over zijn vroegere geliefde N. die de weg overstak om naar het café te gaan. Hij zag haar hoofd, haar bruin, in een scheiding gekamd krullend haar en vroeg zich af of zij dezelfde was die hij in het dal van Pefkos op Rhodos kuste. De vrouw die hij over rotsige heuvels tegemoet ging, met angst wachtte, vol zorg en bekommernis. Zij, zo schrijft hij, die overstekende hinde, ‘is dezelfde geliefde (…) vluchtig gezien terwijl ze doorliep en ik langsreed. Een voor mij onbegrijpelijke wet, dat wie je zo vertrouwd is weer tot een vreemde kan worden. Vervloekte passanten met z’n allen.”

Strauss moet je met aandacht lezen. Hij biedt genoeg om mee (on)eens te zijn. Herkenning, ja soms zelfs iets van geborgenheid die als vanzelf met de herkenning meekomt.

februari 26th, 2022

Brokjes uit het trappengat

Het is een prachtige reeks, die privé-domeinreeks, de serie waarvan veel delen bij ons in het trappengat staan. In een groot aantal deeltjes zit een fotokatern en allen hebben een herkenbaar omslag; de paperback met flappen. Je kunt zo’n deeltje willekeurig openslaan, zoals ik met de bijbel wel deed, en wat bladeren om een helpend woord te vinden. Er valt mij altijd wel iets toe. Niet minder dan de hondekens die eten van de brokjes die er vallen van de tafel.

Als je genoeg bladert staat er tussen de woorden die niet helpen heus een woord dat volstaat.

Vanmorgen raakte ik in het voorbijgaan niet alleen In het licht van de eeuwigheid. Een leven in brieven van Willem Pijper (1894-1947) aan. Ik sloeg het boek ook open. Op een donderdagmorgen in november schrijft hij Emmy van Lokhorst over zijn Doppelnatur en het gevreesde lot als hij zijn evenwicht niet kan hervinden. Pijper leefde een relatief kort, rusteloos en heftig leven met veel wijn en niet minder vrouwen, zoveel andere vrouwen dat Marsman hem als ‘haremhouder’ zag.

Brieven schrijven kon Pijper wel en gevat is hij ook. Zo wimpelt hij het ongeduld van Emmy van Lokhorst af door haar te zeggen: “wil geen rijpe druiven in mei.” En het is duidelijk dat hij uitgebreid kennis maakte met de geschriften van Freud. Hij doorspekte zijn brieven met Freudiaans jargon: christusneurose, moederfixatie en schuldbewustzijn. In zijn brieven weet hij gedachten en gevoelens goed uit te leggen aan een hunkerend vrouwenhart. Maar in hoeverre dat ook zijn eigen gedachten en gevoelens waren is weer onduidelijk. Ambigu, ja misschien is dat het woord. Veelzijdig en complex.

Maar terwijl ik Pijper nooit uitlas kocht ik gisteren opnieuw een deeltje uit de privé-domeinreeks. Ik kan haarfijn vertellen waarom. Danilo Kis verleidde mij met zijn paradoxen, zijn Gelassenheit, of in elk geval een vorm van Gelassenheit.

Ik citeer: “geloof niet in profeten, want jij bent een profeet. Wees geen profeet, argwaan is jouw wapen. Geloof niet in utopische projecten, behalve in die door jou geschapen. Wees even hoogmoedig jegens de heersers als jegens de massa. Wed niet op het moment, daar krijg je spijt van. Wed ook niet op de eeuwigheid, daar krijg je spijt van.”

Ik schreef het al: een woord, een brokje voor de hondekens. Waar? Wel, in het trappengat van het huis waarin ik woon.


Links de QR-code van een nieuw product van bookmanager en BOLAS in ’t Wasdom -> voetnootonline – het publieke onderdeel van bookmanager & kaartenbak met de “openbare” collectie uit het trappengat van het huis waarin ik woon 😉

Voor eigen gebruik van bookmanager en/of voetnootonline en andere functionaliteiten kunt u zich hier registreren.

november 30th, 2021

H.N. Werkman – de meester die geen vazal was

Vanavond pakte ik in het voorbijgaan een boek van een hele hoge stapel. Het is het egodocument van H.N. Werkman met de brieven die hij tussen december 1940 en april 1945 schreef.

Werkman was een expressionistisch kunstenaar en grafisch vormgever die voortgedreven werd door besef van onvolmaaktheid. Iets dat vaker voorkomt en wat hij deelde met de dichter Gerrit Achterberg: “Met dit gedicht vervalt het vorige / ik blijf mij eigen onderhorige.” En het blijft maar doorgaan. Ja, pas in ’t einde blijkt, zo schrijft Achterberg, “wie meester is en wie vazal.”

Ook Werkman schrijft in een van zijn brieven dat hij denkt dat het beste werk nog voor hem ligt: “Maar altijd denk ik dat ik mijn beste werk nog moet maken. En dat is wat mij tegenhoudt om te zeggen: ik ben een kunstenaar.” Wessel ten Boom (1959-2021) – hij was de eigenaar van het boek – zette er met potlood een streepje bij. Dat deed hij vaker: “woeste potloodstrepen, want een balpen is in een boek volstrekt taboe”, zo schrijft hij (Vestdijk II, p. 173).

Na de titelpagina van dit boekje, dat als nr. 10 deel uitmaakt van de privé-domeinreeks, staat een prachtig citaat. Het is een notitie van Werkman, gevonden tussen zijn nagelaten papieren. Als ik niet zo sterk was als dat ik ben zou ik wenen, immers: it’s nice enough to make a little man weep / But I don’t weep, do you? (Charles Bukowski, ja).

“De verborgen wegen zijn het mooist, op de onopengesneden bladen, als het stil gedragene dat niemand weet, dat niemand ziet, dan na de dood.”

Op 10 april werd Werkman met negen anderen door de SD-er Peter Schaap vermoord in de bossen bij Bakkeveen. Hij werd, denk ik, herkend als een kunstenaar die dingen maakt die de woede opwekt omdat het stem geeft aan dat wat men in zichzelf niet erkennen kan of wil. Werkman kon dat! Als geen ander gaf hij er vorm aan. En ook in dat einde bleek wie hij was: meester, géén vazal.

Het boekje met de brieven maakt deel uit van de collectie van dr. Wessel ten Boom, dienaar van het woord (en kenner van het werk van Vestdijk, Rilke, Bob Dylan en wat al niet meer) die in oktober j.l. overleed. 

Hier kunt u andere boeken uit de collectie Ten Boom vinden.

augustus 12th, 2021

Het diepzinnige naast het poëtische en het grove naast het scabreuze

In de boeken van Igor Cornelissen (1935-2021) tref ik regelmatig briefjes aan met verwijzingen en aantekeningen. Vanaf 1973 (misschien eerder) schrijft hij enkel nog met potlood in boeken, soms maakt hij achterin wat korte notities. Na je veertigste weet je dat jij gaat, maar dat het schrift en het boek blijft. Die notities zijn overigens erg interessant, zoals die bij boeken van en over de historicus Jacques Presser (1899-1970).

Als student geschiedenis las ik alles van Presser en zeker ook zijn autobiografie met de poëtische titel Louter verwachting. Dat boek – verschenen in de privé-domeinreeks – ging over zijn jaren als jonge opgroeiende knaap (1899-1919). En natuurlijk vrat ik ook ook de vlot geschreven biografie van Nanda van der Zee. Ja, ik verslond die biografie. De details die Igor noteerde was ik echter vergeten, als ze mij indertijd al zijn opgevallen. Wel herinner ik mij uit haar biografie dat Deborah Appel, de eerste vrouw van Jacques Presser, op 18 maart 1943 op het station Ede-Wageningen werd opgepakt. Nog geen twee weken later werd ze in Sobibor vergast. Vaak als mijn trein daar stopte en ik uitstapte dacht ik ook aan dìe ondergang.

Op één zo’n briefje van Cornelissen staat “geen harde porno… (p. 236)”. Het is de passage waar Nanda van der Zee beschrijft dat Presser het diepzinnige combineert met het poëtische. En dat bij hem het grove naast het scabreuze lag en wel in een voortdurende afwisseling. Dat verbaast niet bij zo’n spirituele en sensuele man, maar voor het schrijven van harde porno was hij te geremd, zo voegt Van der Zee er aan toe. Jacques Presser schreef overigens naast erotische verzen detectives en deed ook verder waar hij zin in had in een wereldje waar men op elkaar let en de ander weinig gunt. Verstandig.

Igor Cornelissen was benieuwd wat Nanda van der Zee over de Weinreb-affaire schrijft die Presser aanzwengelde en door hem en Renate Rubinstein werd voortgezet. Hij vroeg zich af “wat daarover bij Nanda van der Zee?”, staat,  zo lees ik op een bijgevoegde notitie in de biografie van Presser. “Pagina 255, 285, 286, drie pagina’s slechts en inhoudelijk zeer mager. Renate R. komt er helemaal niet in voor.”

Igor was een leerling van Jacques Presser en volgde als student zijn colleges. Ik weet dat hij een groot liefhebber was van zijn stijl. En een navolger. Presser was geen theoreticus, maar documenteerde zich heel precies en ging daarbij uiterst systematisch te werk. Hij bezat het vermogen, zo schrijft Van der Zee, om “daar een eenheid in te brengen en er een bepaalde visie aan te ontlenen.” De anekdotes die hij als verteller inlaste, hadden een didactisch doel, zij vormden het cement van een ingemetseld raamwerk.

Maar alles gaat voorbij. Toen Igor in De Hete Brei tegenover een jonge historica zat, werd zijn interesse gewekt. Wat was haar specialisme, vroeg hij haar. Het was de eerste helft van de twintigste eeuw: de Russische revolutie, twee wereldoorlogen en de massamoord op de joden. Wat vond ze van Ondergang van Presser, was zijn vervolgvraag. Presser? Wie? Professor Jacques Presser? Ze had nooit van de man gehoord, zo schrijft Igor in Mijn opa rookt ook een pijp (Cornelissen, 2020, p. 62). Ik zat er toevallig bij en meen dat de betreffende historica ook docente geschiedenis was. Althans, ik heb daar een actieve herinnering aan.

Er is natuurlijk genoeg Presser over om die schade in te halen. Van Ondergang zijn er indertijd bijvoorbeeld meer dan honderdveertigduizend exemplaren over de toonbank gegaan.


Verder lezen? Voor méér nieuwe oude boeken, ook van en over Presser kunt u terecht bij antiquariaat Cornelissen & De Jong

juni 15th, 2021

Een olifant omleggen. Orwell in Birma

Vandaag beschreef ik een aantal titels uit de collectie Igor Cornelissen. Niet zomaar iets, maar een eerste selectie uit zijn zeer grote verzameling Orwell. Zijn vrienden kenden die fascinatie van Igor voor George Orwell (1903-1950) uiteraard en herinnerden hem er aan. Zo ontving Igor van Karel van het Reve een ansichtkaart met de foto van Orwell (voor de BBC microfoon) en op de achterzijde een bedankje. Ik vond de kaart in één van de biografieën over Orwell.

Toen ik Igor eens bevroeg over zijn fascinatie voor Orwell vertelde hij mij dat niet alleen de stijl, maar ook de waarheidsliefde van Orwell hem aansprak: “Anders dan veel journalisten van vandaag, die de waarheid veelal ten onder houden, was Orwell waarheidslievend; ondanks dat hij wist dat het vertellen van waarheid een prijs heeft.”

Aan die waarheidsliefde (en aan de prijs van waarheid) moest ik denken toen ik vanmiddag het titelverhaal van Orwell uit de privedomeinreeks Een olifant omleggen (Amsterdam, 1973) herlas. Daarin vertelt Orwell tot in detail hoe hij – een door de Birmezen gehate politieofficier (want bezetter) in Birma – een olifant doodt onder het toeziend oog van tweeduizend mensen. Niet omdat de olifant op dat moment gevaarlijk was, ook niet omdat het kon; praktisch en juridisch. Maar alleen maar ‘om zich niet belachelijk te maken’.

Hij wilde koste wat kost vermijden dat – als er iets mis zou gaan – tweeduizend Birmezen zouden zien hoe een witte man “achterna werd gezeten, gepakt, vertrapt en gereduceerd tot een grijzend lijk (…) op de heuvel. En als dat gebeurde was het heel waarschijnlijk dat sommigen zouden gaan lachen. Dat nooit. Er was maar één alternatief. Ik schoof de patronen in het magazijn en ging op de weg liggen om beter te kunnen mikken”.

In dit verhaal beschrijft Orwell zijn machteloosheid. Weliswaar met een geweer in de hand, maar toch “machteloos” door de preoccupatie met zijn witheid en stand. Verplicht tot handelen in het zicht van tweeduizend mensen en een gevoel voor eigenwaarde die hem belet anders te handelen.

Gedepriviligeerd door de privileges die hij genoot als witte man tussen tweeduizend Birmezen. De massa als totalitair systeem die het individu vermorzelt. En, door dit precies en op nietsontziende wijze op te schrijven, te demonstreren dat het de keuze is van het individu om dit zo te doen en niet anders. In dit geval zij́n keuze.

Precisie en feitelijkheid zijn een veel dodelijker gereedschap in handen van een goed journalist dan moraliserend gebabbel.

Ergens schrijft Orwell dat er voor hem vier redenen zijn om te schrijven: (1) het pure egoïsme en verlangen om een intelligente indruk te maken; (2) esthetische geestdrift – het zien van schoonheid in de wereld. In woorden en de juiste rangschikking daarvan; (3) de historische sensatie – verlangen om de dingen te zien zoals ze zijn, om de waarheid uit te zoeken en vast te leggen voor het nageslacht; (4) het politieke doel – verlangen om de wereld een bepaalde richting in te drukken.

Hij doet dat goed Orwell, ook in dit verhaal. Juist omdat hij daarin méér dan een olifant neerlegt.

Interesse in de collectie Orwell? Neem contact met ons op. Méér nieuwe oude boeken bij antiquariaat Cornelissen & De Jong

maart 5th, 2021

Over de studie van oude huizen en andere belangwekkende zaken

Meeloper of niet? Die vraag wordt vaak gesteld bij kunstenaars die de jaren dertig van de massa terreur in de Sovjetunie wisten te overleven. Iemand zei over de periode van Stalin: ‘Alles was toen mogelijk. Zelfs dat je niet gearresteerd werd.’ Zoveel is zeker dat er geen liefde was van Paustovskij voor het communistische regime en het omgekeerde gold ook. Hij werd hooguit geduld. Belangrijker is: kenners van de Russische literatuur noemen hem een meesterverteller. Karel van het Reve vertaalde al in 1935 De baai van Kara Boegas. Vanuit het Duits, want Russisch kende hij toen nog niet.

Men kan instemmen met Paustovskij’s opmerking dat het bestuderen van de geschiedenis van oude huizen zeer de moeite waard is. Huizen bestaan langer dan hun bewoners. Ik ben dat pleidooi al eens eerder bij een schrijver tegengekomen, maar wie was dat ook weer?

Zo maar een zin uit een verhaal van Paustovski: ‘Behalve eigengemaakte brandewijn werden er nu in de kamer van Kroerenda bijzonder intensief valse bankbiljetten vervaardigd.’ Ook afgezien van die naam voel je direct dat je in een ver land zit waar men vreemde gewoonten en gebruiken in ere houdt en er zich in heeft bekwaamd.

Toen Michel Krielaars (chef boeken, NRC) juichend mijn laatste boek besprak vergeleek hij mij niet alleen met Graham Greene, maar ook met Paustovski. Ik heb enkele dagen naast mijn schoenen gelopen, al was het misschien net (iets) te veel eer. Maar u kunt zelf vergelijken; mijn laatste boek (Mijn opa rookte ook een pijp. Deel V van mijn memoires) is nog in de boekhandel te koop, evenals Greene en Paustovsky.

Steun uw boekhandel en koop Paustovski, Cornelissen en Graham Greene.


Paustovskij, Konstantin (1967). Begin van een onbekend tijdperk. Herinneringen aan de Russische revolutie.  Amsterdam: De Arbeiderspers. I.g.st., vertaling W. Hartog, gebrocheerd, vlekjes op omslag. Paperback met flappen, 267 pp., 1e druk, privé-domeinreeks, nr. 5. Uit de collectie Igor Cornelissen, met wat potloodaantekeningen en krantenknipsels. € 30,00 (incl. pak- en verzendkosten). Interesse? Neem contact met ons op.

Méér nieuwe oude boeken bij Cornelissen & De Jong

november 22nd, 2020

Bange mensen stellen geen vragen. Ronit Palache in gesprek met Cornelissen & De Jong

“De stem van Renate Rubinstein hoort bij ons land, al was ze dan Duitse van geboorte”, stelt Ronit Palache in het NRC-interview van vrijdag 21 november. Waarom dit zo is? In de podcast hoort u daar meer over.

Dat vertelt Ronit Palache op 10 december tijdens een gesprek met Igor Cornelissen en Jaap de Jong in ’t Wasdom.

In dat gesprek schuwen wij de terzijdes niet. U krijgt toegang tot de podcast die van dit gesprek wordt gemaakt.

Bestelt u de bundel bij ons, dan ontvangt u twee dagen na het gesprek een gesigneerd exemplaar van Bange mensen stellen geen vragen. U kunt zich hier van een gesigneerd exemplaar verzekeren, evt. met opdracht (aan te geven bij de bestelling).

Ronit Palache is journaliste & schrijfster en volgt daarnaast een PhD-traject. Zij stelde onlangs een bundel samen met het werk van Renate Rubinstein (1929-1990). De bundel verscheen afgelopen week in de privé-domeinreeks. In haar onderzoek (als PhD-er) is Ronit geïnteresseerd in het losmakingsproces bij mensen die opgroeiden in gesloten religieuze gemeenschappen en hoe taboes daarin een rol spelen.


Interview met Ronit Palache – Koelewijn, J. (2020) ‘Je te vroeg uitspreken is de valkuil van mijn generatie’, NRC Handelsblad, 19 november 2020

augustus 18th, 2020

’n Omgevallen boekenkast, netjes opgeborgen in bookmanager

Toen de boekenkast van Hans van Straten (1923-2004) op een koude, maar gelukkige nacht omver werd geworpen, dwarrelden er honderden vellen met aantekeningen in zijn kamer rond. Het waren papiertjes met grappen, herinneringen, dagboekfragmenten en aforismen. Dit alles was voor hem aanleiding tot De omgevallen boekenkast (Amsterdam, 1987), dat in de Privé-domeinreeks verscheen.

Het is een amusante collectie die een portret schetst van de lezer, verzamelaar en boekenliefhebber Van Straten. Het bracht mij op het idee dat ik nu uitvoer: ik breng mijn ganse boekenbezit in kaart. Ieder boek dat ik bezit of aanschaf wordt betast, bevoeld, op waarde geschat en beschreven. Al mijn bedrukt papier in een database.

Afscheid nemen van een boek is minder erg als er ergens in het digitale heelal een volstrekt unieke collectie bewaard blijft, een verzameling waar je naam op past. Die Platoonse kijk op de boekverzameling vergemakkelijkt de verkoop: het concreet aangeboden exemplaar is slechts een grotexemplaar. Nadeel is dat ik nog gemakkelijker boeken koop dan ik al deed. Mijn boekenkast raakt maar niet leeg! Het blijft aanmodderen in dit ondermaanse.

Mocht ook u een interessante collectie in kaart willen brengen en/of verkopen. Wij doen dat graag in overleg met u. En leveren er bovendien een geschreven biografisch portret bij: van u of de erflater & boekenliefhebber. Dat deden wij eerder (zie interviews).

Hieronder twee voorbeelden van bewaard gebleven collecties in hun samenhang.

De openbare boekencollecties van de theoloog en schrijver Wessel ten Boom en die van de schrijver & journalist Igor Cornelissen. En het overzicht van alle openbare collecties binnen bookmanager.

Vragen? Neem contact met ons op.

PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com