In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
augustus 24th, 2023

Gustav Landauer en de papieren van de revolutie

Zojuist vond ik de bundel De papieren van de revolutie (Amsterdam, 1986) in de opslag. Daarin stak een kaartje van de bibliothecaresse Maria Hunink (1924-1988) en een brief van E.J. Fischer, de toenmalige directeur-bewindvoerder van het IISG, aan Igor Cornelissen (1935-2021). Over Maria Hunink schreef Igor eerder een column. Sindsdien is zij bij mij beroemd vanwege haar uitspraak over de door haar gewenste bewaarplaats van de papieren van de kompaan: ”U denkt toch wel aan het instituut, mijnheer Cornelissen?” Zojuist belde ik het IISG met de vraag of het instituut nog wel aan mijnheer Cornelissen denkt en of er al een plaatsingslijst  en/of voorlopige inventaris is van het archief (voorzover relevant voor het IISG) van de kompaan. Ik ga dat nog horen.

Maria Hunink was jarenlang medewerkser van de anarchist Arthur Lehning (1899-2000) en ook zijn trouwe kameraad, als ik tenminste mag afgaan op de tekst van de overlijdensadvertentie. Daarin treft men ook een tekst aan van Michael Bakoenin: “Ik ben pas werkelijk vrij, als alle mensen om mij heen ook vrij zijn.” Die zin onthoud ik ook en als men mij vraagt of ik al vrij ben en wanneer dat zal zijn, weet ik het antwoord: “In het toekomstig paradijs.”

De bundel van Hunink staat vol met gegevens over de verwerving van de archieven, maar ik miste het schitterende verhaal over de nalatenschap van Gustav Landauer (1870-1919), de filosoof die net als Igor C. de geschriften van Peter Kropotkin verslond, en een atheïst die zich evenwel later tot Eckhart wendde en zich opnieuw gevoelig toonde voor het jodendom (m.n. het chassidisme). Hij ver-/hertaalde Eckhart in hedendaags Duits. Ik bezit een exemplaar van de Nederlandse vertaling van dat werk (1e druk, 1910, naar het Hoogduits van Gustav Landauer). Ooit vroeg ik Igor of hij Gustav Landauer kende. De naam zei hem wel iets, maar Igor had, naar zijn zeggen, niks met filosofie, noch met mystiek.

Uit de dagboeken van de schrijver & utopist Frederik van Eeden komt Landauer naar voren als een goede vriend en tot op zekere hoogte als een geestverwant. Hoewel Gustav Landauer en Martin Buber in hun briefwisseling wat roddelen over Van Eeden en hem wel ietwat wereldvreemd vinden. Uit de dagboeken weten we ook dat Van Eeden veel las in de geschriften van Eckhart en zelfs een boek over hem wilde schrijven. Enfin, er zou veel over te zeggen zijn – ook over zijn relatie met Landauer – maar dat ga ik niet doen. Wel nog een anekdote over de redding van de archieven van Landauer door de bibliothecaresse Anna Catharine Kleefstra (1884-1977). Zij was de voorgangster van Maria Hunink en stond ook wel bekend als Adama van Scheltema. Haar eerste huwelijk bleef kinderloos, “haar tweede huwelijk was met het IISG en uiterst vruchtbaar”, zo las ik ergens. Toen zij hoorde over gevaar dat het archief van Gustav Landauer liep (vanwege de opkomende macht van de nazi’s), reisde zij spoorslags af naar Duitsland. Voor de rest van het verhaal citeer ik letterlijk De AS, het blad waarvoor Igor tot aan zijn dood de column Bijvangst over anarchisten en andere marginalen schreef.

“Adama van Scheltema nam een spoorbiljet Amsterdam-Basel en een doorgaande trein. In Karlsruhe stapte zij echter uit om de volgende dag met de trein van hetzelfde uur door te reizen naar Basel, zodat het leek alsof zij alleen op doorreis was. De douane toonde inderdaad geen interesse in de Nederlandse dame. Uit Karlsruhe had zij echter twee koffers meegenomen met het archief. Zij moest er wel mee uitstappen aan de Duits-Zwitserse grens. Een nazi in uniform, met wie zij de coupé deelde, was echter zo vriendelijk de zware koffers voor haar te dragen, onwetend van het feit dat hij de geestelijke nalatenschap van Landauer meesleepte. En zo ziet men dat althans voor één keer de onwetendheid van een nationaal-socialist met de geest van Landauer positief is geweest.”

Morgen neem ik de dagboeken van Van Eeden mee naar het Spui – mitsgaders nog wat archivalia – om die ’s avond waarschijnlijk weer op te bergen in mijn eigen bewaarplaats. Niet iedereen kan een Adama van Scheltema zijn. Wel moet men blijven hopen, zoals ook Tsjechov deed. Die kocht twee dagen voor zijn overlijden nog een nieuw wit zomerpak.

En het dagboek (1878-1923) van Van Eeden is een Fundgrube, lieve lezers.

november 18th, 2020

“U denkt toch wel aan het instituut, meneer Cornelissen”. Over het IISG en het anarchisme

Al droeg hij dan de titel van prins, als een heilige is Peter Kropotkin (1842-1921) door de anarchisten nooit geëerd. Niet als heilige, maar wel als voorman. In de hoogtijdagen van het Nederlandse anarchisme, ruwweg 1870-1900, werd hij veel gelezen en aangehaald. Anarchisten (en communisten, socialisten) vereren wel mensen, maar tot een bijna goddelijke status kunnen ze het onmogelijk brengen. De beweging was in origine nu eenmaal sterk anti-kerkelijk zoals ze ook tegen Kroeg en Kapitaal was. Drie keer K dus.

Kropotkins vader  was de eigenaar van 1200 mannelijke lijfeigenen en ongeveer evenveel vrouwen. Zoon Peter, van beroep geoloog en geograaf, was tegen lijfeigenschap. Via een nichtje kwam prins Peter Kropotkin in aanraking met democratisch geschriften, zoals die van Alexander Herzen.

Wie over zijn leven meer wil weten leze zijn boeiende gedenkschriften. Vele malen zat hij gevangen. Hij was een echte doener en niet alleen theoreticus. Tijdens een bezoek van een week aan Zwitserland in 1872 bezocht hij een vergadering van horlogemakers. Hij leerde er anarchisten kennen.  ‘En toen ik uit de bergen kwam na een week bij de horlogemakers te zijn geweest, had ik mijn mening gevestigd. Ik was anarchist.’ Weinigen weten nog dat Zwitserland ooit een broeinest was van revolutionaire arbeiders en sympathisanten. Ook zonder die koeienbellen en koekoeksklok is het land historisch van belang. Toen Kropotkin een paar jaar later vastzat in een vochtige cel in de Petrus en Paulsvesting dreigde hij er onder door te gaan. Een arts wist te bewerkstelligen dat hij af en toe een wandeling mocht maken op de binnenplaats. Kropotkin zag dat af en toe de poort open ging om hout binnen te brengen. Via een ingenieus plan wist hij te ontsnappen. Daar was een violist voor ingehuurd die buiten de poort zou spelen. Als hij met zijn spel stopte was de kust veilig. Buiten stond een rijtuig klaar. Kropotkin ontsnapte. Dat waren de tijden dat de (plannen tot) revolutie nog een romantisch tintje hadden. Drones hebben inmiddels de plaats van violen ingenomen. Kropotkin stierf in communistisch Rusland en de heersers van toen hadden nog net genoeg eerbied voor deze voorganger dat ze hem een staatsbegrafenis gunden. De familie van Kropotkin, die een fel tegenstander van Lenin c.s. was, weigerde dit. Zijn begrafenis was de laatste gelegenheid waarbij anarchistische en anti-bolsjewistische leuzen werden meegedragen. Er bestaat een filmpje over die gebeurtenis dat op Youtube te zien is. Indrukwekkend.

Ik kreeg het boek van een oude revolutionair. Het was in slechte staat. In die tijd (1963, denk ik) bezocht ik voor het eerst het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Maria Hunink, afkomstig uit een katholiek fabrikantengeslacht uit Wijhe (vleesverwerking), was er de gedreven bibliothecaresse die mij, toen ik haar vertelde van mijn correspondentie met oude socialisten op nogal dwingende toon vroeg: “U denkt toch wel aan het Instituut, meneer Cornelissen.’

Daar dacht ik aan en toen ik enkele brieven had geschonken, vroeg ze heel lief of het Instituut iets voor mij kon doen. Ik bracht enkele gehavende boeken en brochures en die werden uitstekend gerestaureerd. Ze hadden op het IISG voortreffelijke boekbinders in dienst.

Toen Maria Hunink overleed ben ik naar haar begrafenis in Wijhe geweest. Op de r.k. begraafplaats. Arthur Lehning (ze had hem jarenlang gediend bij zijn uitgave van  werken over Bakoenin, de andere grote anarchist) sprak een gedenkrede uit. Er was weinig van te verstaan want een onbarmhartige regenbui kletterde op paraplu’s, maar ik hoorde wel steeds het woord Oeuvre, Oeuvre, want Arthur had het vooral over zijn eigen werk. Voor de uitgave van de wetenschappelijke uitgave was Maria Hunink onmisbaar geweest.

Ik dacht daar in Wijhe even aan Kropotkin en aan zijn, dankzij Maria, vakkundig gerepareerde  Gedenkschriften.

Kropotkin, P. (z.j. [ca.1902]). Gedenkschriften van een revolutionair. Met een voorrede van George Branders. Utrecht: W. Leijdenroth van Boekhoven. Redelijk, verkleurd omslag & papier, herstelde titelpagina en band. X, 387 pp., 1e druk. Met illustraties, vertaling Annette Dyserinck (uit het Engels). Uit de collectie Igor Cornelissen. Met portretfoto's. 2 delen in een band. Zeldzaam exemplaar (in deze uitgave). € 33,00 (incl. verzendkosten). Interesse? Neem contact met ons op.

Méér nieuwe oude boeken bij Cornelissen & De Jong

PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com