In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
augustus 8th, 2020

Een wulps testament in de notariskluis. Over Belcampo, de zoon van de notaris

Als jongen van zestien las ik Het olografisch testament van Belcampo, pseudoniem van Herman Pieter Schönfeld Wichers (1902-1990). Het is een fantastisch verhaal dat gaat over notaris Van Dalen. Hij krijgt van een erflater de opdracht het door hem opgemaakte testament in zijn kluis te bewaren. Dat testament is geen papieren document, maar staat getatoeëerd op het lichaam van een verleidelijke vrouw, gehuwd met de erflater en belust op zijn geld. In de voetnoten bij dat verhaal staan geleerde juridische verwijzingen. De bepalingen zijn helder als glas en er is geen ontkomen aan voor notaris van Dalen; een levend en wulps testament in zijn kluis. Hoe gaat dat aflopen? Van het verhaal is een hoorspel gemaakt, waarvan hier een fragment is te beluisteren. Net zomin als dat gebeurt in het fragment verklap ook ik de afloop niet. Het is als het laatste snoepje en daarvan laat je niet proeven. De smaak zal zich ten volle openbaren bij het lezen van de tekst zelf. Geleidelijk. Snuif de geur op. Die is beter nog dan pepermunt. Het olografische testament is tot op de dag van vandaag populair, met name bij rechtenstudenten in Groningen en elders.

Vanaf het lezen van Het olografisch testament was ik verslaafd aan de verhalen van Belcampo en die verslaving geldt dus ook Het grote gebeuren. Het verhaal dat beschrijft hoe het de Rijssense inwoners verging op de dag des oordeels (VPRO & Jaap Drupsteen, 1975). In een eerste versie werden de Rijssenaren bij naam en toenaam genoemd. De vader van Belcampo, de Rijssense notaris J.G. Schönfeld Wichers (1887-1937), was “not amused” en vertelde zijn zoon de namen te schrappen, zeker die van de verdoemden. Een notaris heeft immers ook een winkel. Dat schrappen gebeurde. Met zwarte inkt. Herman Pieter Schönfeld Wicher gedroeg zich als de goede zoon.

Tot op zijn sterfdag liep Herman Pieters (Belcampo) volgens de overlijdensadvertentie in de NRC rond met een “van verbazing open mond”, maar op vrijdagmiddag 5 januari 1990 was het de beurt aan de Rijssenaren. Die keken zeer verbaasd op toen de doodskist van Belcampo naar oud-Twenste gewoonte in een ouderwetse boerenkar naar de Oude Begraafplaats aan de Lentfersweg werd vervoerd (zie foto). Belcampo keerde immers terug uit Groningen. Of hij als een verloren zoon werd thuisgebracht laat ik in het midden. Wel kreeg hij een plek naast zijn vader, de Rijssense notaris, die in het najaar van 1937 was overleden. Naast elkaar liggen ze nu, een beetje in de marge van het kerkhof (links aan het einde vanaf de hoofdingang), maar in de schaduw van een Amerikaanse eik. Om het graf van Belcampo staat een gietijzeren hekje, een detail dat mijn gevatte schoonmoeder gebruikte om snel het graf te kunnen vinden. Niet iedereen heeft immers een gietijzeren hek. Eerder kon een buurtbewoner mij de plek niet aanwijzen waar de Grote Schrijver ligt en er is zelfs geen bord dat aan zijn bestaan herinnert. Het is zoals een psalm zegt: men kent en vindt zijn standplaats zelfs niet meer. Nog weer eerder had een Rijssenaar mij het andere Rijssense kerkhof aangewezen als de plaats waar Belcampo zou liggen. Zoiets als een rechtgeaarde Nederlander na de oorlog deed als een Duitser hen de weg vroeg.

Op de grafsteen staat alleen de naam Belcampo en zijn geboorte- en sterftejaar. Nog kaler dan grafstenen van andere Rijssenaren die – anders dan veel zware protestanten elders in het land – nauwelijks bijbelteksten plaatsen of anderszins getuigend zijn. In Overijssel, of in elk geval in Rijssen, wordt er na de dood niet meer gepreekt en blijft dat wat er wel toe doet toch ongezegd. Het is zoals een groot filosoof schreef: “wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen”. Waren alle inwoners van Nederland zoals die uit Overijssel, maar dit uiteraard terzijde.

augustus 7th, 2020

“Karel van ’n Notoaris oet Riessen”, broer van Belcampo

Woensdag wandelde ik met de geliefde door het Rijssense Schwarzwald op zoek naar de gebroeders Schönfeld Wichers. Of beter: speurend naar de materiële overblijfsels van de schrijvers Karel Diederik (1901-1993) en Herman Pieter (1902-1990). Dat viel niet mee. Uiteindelijk vonden we diep in het bos de resten van het paradijs. Daar voltooide Karel Diederik Schönfeld Wichers in 1959 zijn Woordenboek van het Rijssens dialect. “Karels huusken”, zo lezen we. Het ziet er vervallen uit. De ramen zijn kapotgeslagen en dichtgemaakt met houten planken. Er is geen inkijk & doorkijk mogelijk.

Karel groeide samen met zijn broer Herman op aan de Grotestraat 9 in Rijssen als zonen van notaris J.G. Schönfeld Wichers (1887-1937). Karel was nog maar net klaar met de studie notarieel recht en letterlijk op weg om als notaris te worden beëdigd toen hij als Saulus het licht zag en op zijn schreden terugkeerde naar huis. Daar wachten zijn kameraden om de beëdiging te vieren. Karel had zich echter bedacht, wilde zijn vrijheid houden en liever kandidaat-notaris blijven. Ik vermoed dat er nochtans wijn is gedronken bij zijn terugkeer, want Karel hield van het glas als ook van de bodem van de fles: ad fundum.

Tot op de dag van vandaag staat Karel Diederik in Rijssen bekend als “Karel van ’n Notoaris”. Broer Herman gebruikte de Italiaanse vertaling van “Schönfeld” – Belcampo – als zijn pseudoniem. Hij is in Rijssen nog steeds berucht als de schrijver van Het grote gebeuren, het verhaal dat beschrijft hoe het Rijssen vergaat op de dag des oordeels (VPRO & Jaap Drupsteen, 1975). Toch is het Belcampo – die zijn werkende leven grotendeels in Groningen doorbracht – en niet Karel die, naast zijn vader onder de schaduw van een Amerikaanse eik, op de oude begraafplaats van Rijssen begraven ligt. Hoe wij hen daar vonden? Dat is een ander verhaal.

Net als Herman doorkruiste ook Karel het vooroorlogse Europa. Na de oorlog ontwierp Karel de eerste camper (“Kueklkoare”, zie foto), een houten opbouw op het onderstel van een kleine Renault-vrachtwagen, en reisde vanaf 1955 tot in de jaren zeventig met de Rijssense jeugd door Europa. Karel werkte weliswaar als kandidaat-notaris op kantoor, maar had het ouderlijk huis aan de Grotestraat verlaten en woonde voor de rest van zijn lange leven in “Karels huusken”, diep in het bos aan het Rijssenseveld. Daar kwam ook zijn broer Herman met enige regelmaat langs.

Intussen werd er door Karel hard gewerkt aan de vastlegging van het Twents. Na het Woordenboek van het Rijssens dialect kwam in 1979 het Twents-Nederlandse woordenboek uit. In maart 2019 is dit woordenboek opnieuw uitgegeven. Het door Karel Schönfeld Wichers samengestelde corpus is een belangrijk onderdeel van de Twentse Taalbank.

De Keuklkoare rijdt naar verluidt nog steeds en is in particuliere handen. Ik heb hem nog niet weergezien. Graag zou ik er een ritje mee maken, maar dit terzijde. En de verhalen van Belcampo kunnen we nog steeds lezen.

Bronnen

  • Fotomateriaal – eigen foto & databank Erfgoed Rijssen-Holten. Zoektermen: Keukelkoare, Wichers
  • Databank Wie is Wie in Overijssel. Zoekterm: Schönfeld-Wichers
PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com