In 't Wasdom

antiquariaat Cornelissen & De Jong – Notter | Zwolle
september 24th, 2022

Een te grote broek. Over Irma la Douce en Bernard Canter

Afgelopen vrijdag stond er bij mijn kraam een jonge vrouw. Ze had een grappig hondje, een poedeltje, aan de riem en een rood bandje in haar hand. Het poedeltje kreeg alle ruimte en kroop onder de boekenkraam. Toen het poedeltje mij zag, begon het beestje te keffen. Ik begrijp dat. Als ik die hond zou zijn en mij zou zien, zou ik ook keffen.

Alles aan de vrouw deed mij denken aan de hoofdrolspeelster uit de film Irma La Douce (1963) van Billy Wilder: haar zwarte haren, het rode bandje en het poedeltje. Anders dan in de film was ook het hondje zwart. Maar dat gaf niks, bedacht ik, dat zou van de modder kunnen zijn. Met die dromerijen leek ik wel een beetje op die andere hoofdrolspeler, de kersverse – net naar Parijs overgeplaatste – politieagent Nester Patou die allesbehalve van de wereld was.

De vrouw bladerde minutenlang in een boek dat nog uit de Eerste Wereldoorlog afkomstig was. Toen keek ze op, kruiste mijn blik, lachte haar tanden bloot, legde het boek neer en wandelde weg met de poedel in haar armen. Ik keek ze na en voelde mij een beetje als de verhalenverteller Lou Jacobi, barman met hoed en wandelstok, die in diezelfde film kopje onder gaat in een Parijse gracht. Ik heb daar een actieve herinnering aan, “but that’s another story.” Jacobi was er wel bij, maar zat er toch niet in.

Ik zag de film Irma La Douce in de vroege jaren negentig. Het was aan het einde van de jaren dat ik nog vreesde dat het dak van de bioscoop zou instorten als ik daar naar binnen zou gaan. Op de dag dat die vrees verdween, verloor ik iets en won iets anders. Maar ook dat is een ander verhaal.

Het was niet zomaar een oud boek waarin Irma La Douce bladerde bij die boekenkraam op ’t Spui. Het was een boek van Bernard Canter (1870-1956). Igor Cornelissen, verzamelaar van het werk van Canter, beschrijft hem in een Voetnoot als een kleine man met een te grote broek. Treffend en raak. Iedereen, bijna iedereen, die zichzelf kent weet dat ‘ie meestal een te grote broek draagt.

mei 5th, 2021

Bernard Canter, een kleine man met een te grote broek

Bernard Canter (1870-1956) was een interessante man met veel talenten: journalist, literator, schilder, musicus, dichter en uitvinder. Misschien dat ik nog iets vergeet. Ik vermoed dat hij ook zijn eigen boekbanden ontwierp. Aan die boekband is veel aandacht geschonken. De tragiek van Canter was dat hij slechts 152 cm en 5 mm lang was. Igor Cornelissen – die niet alleen zijn oeuvre kende, maar ook een Voetnoot aan hem wijdde – beschrijft de foto waarop Bernard Canter iets langer lijkt dan zijn tweeëntwintig jaar jongere vrouw Nelly van der Laan. Canter was op een trapje gaan staan, had een te lange broek voor zijn benen gehouden en er schoenen onder gezet. Wie het niet wist, zag het niet. Iedereen die hem kende, wist het, zo voegt Igor eraan toe. Zijn lengte was niet de reden dat men hem over het hoofd zag, negeerde en miskende. Je kunt beter niet op te veel terreinen uitblinken; dat wekt de jaloezie op, zo vertelde Igor mij eens. Vooral van de kruideniers en andere dunlippigen. En niet van de gulle geesten, zo voeg ik er aan toe.

Toen ik een schilderij van Bernard Canter zag – dat met de groenblauwe papegaai op zijn linkerschouder (zie afbeelding) – moest ik direct denken aan een schitterend gedicht van Bukowski – Bluebird. Anders dan de melancholicus in het gedicht van Charles Bukowski hield Bernard Canter zijn mond niet en liet hij zijn “bluebird” wel in- en uitgaan en niet bij nacht alleen. Zo sprong hij tijdens een theatervoorstelling op om te protesteren tegen de negatie van het werk van Nederlandse toneelschrijvers.

Zijn Droomer ter haringvaart (ca. 1896) – over de misstanden op zee – was een groot succes. De toneelschrijver Herman Heijermans vierde later zijn successen met het toneelstuk Op Hoop van Zegen waarop Canter hem beschuldigde van plagiaat en een vriendschap, die in Berlijn begon, was kapot. De roman over de haringvaart viel in het genre van de sociale roman dat Canters als een van de eersten beoefende. In 1915 werd hij tot gevangenisstraf veroordeeld omdat hij een bevriend staatshoofd (Wilhelm II) zou hebben beledigd, waarna hij een reportageroman (Op water en brood) maakte over de toestanden die hij in de gevangenis aantrof.

En zo is er meer. In de roman Kalverstraat vertelt Canter het verhaal van de meedogenloze opkomst van het grootwinkelbedrijf dat de bekende Amsterdamse winkelstraat tot een soort oorlogsgebied omvormde. Ook dat boek werd een succes en meerdere malen herdrukt. Overigens had de vader van Canter in de Kalverstraat een winkel waarin ridderorden, eredegens, sabels en andere verfraaiingen werden verkocht.

Canter kreeg nooit een ridderorde. In het literaire milieu was Canter weinig geliefd en de heren van de Vereniging van Letterkundigen mochten hem niet erg, meldt het overlijdensbericht in De Telegraaf (26-05-1956), de krant waarvan hij jarenlang medewerker was. Het artikel maakt ook melding van zijn journalistiek die zich kenmerkte door mededogen met de “under-dog”.

Bernard Canter werd oud in een heel klein huisje in Scheveningen, maar wel met schilderijen van de Haagse School en een mooi serviesgoed waar hij dol op was. Hij overleefde zijn veel jongere vrouw Nelly. Hij vermaakte zijn schaarse bezoek met gefantaseerde verhalen waarin vaak koninginnen in voorkwamen. En hij zette de sociale (undercover)journalistiek op de kaart.

Je kunt met minder verdiensten het leven verlaten.

PHP Code Snippets Powered By : XYZScripts.com